Inkeerregeling en vrijwillige verbetering: kan het nog?

Tussen verschillende landen, het toe-nemend aantal incidenten bij buiten-landse banken2 als gevolg waarvan re-keninggegevens op straat zijn komen te liggen, alsmede door de introductiein 2001 van de (voordelige) vermogens-
een korte uiteenzetting van deze rege-ling voor spijtoptanten.
In een Koninklijk Besluit uit 18133 is reeds bepaald dat burgers zich in be-
lastingzaken dienen te onthouden van
sluikerijen en fijn gespannene uitvlug-te’. Tot op de dag van vandaag komt het nog regelmatig voor dat burgers onjuis-te aangiften doen. De reden hiervoor kan liggen in het feit dat de belasting-wetgeving nu eenmaal gecompliceerd is, daardoor niet goed begrepen wordt, waardoor uiteindelijk het aangiftebil-jet onjuist wordt ingevuld. Het komtook vaak genoeg voor dat burgers hun
belastingfraude bekend raakt bij de Be-lastingdienst, kan de fiscus overgaan tot beboeting5 of strafrechtelijke ver-volging6. Boetes bedragen niet zelden 100% van de te weinig geheven belasting en de gevangenisstraf kan oplopen
Spijt
Het komt regelmatig voor dat een belas-tingplichtige die heeft gefraudeerd, ach-teraf spijt krijgt en alsnog de ontdoken belasting zou willen voldoen. Nu echter de belastingaangifte al onjuist is gedaan (en er zodoende sprake is van een volle-dig voltooid delict) zou de mogelijkheidvan beboeting of strafvervolging de be-
om alsnog een juiste belastingaangifte te doen. Daarnaast zal degene die een-maal is begonnen met het ontduiken van belastingen uit angst voor beboe-ting of strafvervolging zich veelal gedwongen voelen om daar ook in de toe-
achtergrond is er door de wetgever een bijzondere voorziening in het leven ge-roepen die het voor een fraudeur moge-lijk maakt om – zonder vergrijpboete8 of strafvervolging9 – alsnog een juiste aangifte te doen en aldus de schatkist te spekken. Deze bijzondere voorziening betreft de inkeerregeling, ook wel ge-noemd de spijtoptantenregeling of devrijwillige verbetering.
een juiste en volledige aangifte doet, dan wel alsnog juiste gegevens, aanwij-zingen of inlichtingen verstrekt vóór het moment waarop hij weet of moet besef-fen dat ambtenaren van de Belasting-dienst bekend zijn geworden (of zullenworden) met de onjuistheid of onvolle-
DeZe InKeerreGeLInG lijkt bijaangiftebiljet opzettelijk onjuist invul-digheid, kan op grond van de inkeerre-zwartspaarders aan populariteit te win-len omdat een dergelijke fiscale frau-geling geen vergrijpboete worden op-nen. Dit is het gevolg van de toenemen-de voor de belastingplichtige finan-gelegd en geen strafvervolging meer de mate van informatie-uitwisselingcieel voordeel oplevert4. Indien dezeworden ingesteld. Veel discussie (enrechtspraak) bestaat over de vraag wan-neer een belastingplichtige moet ver-moeden dat de Belastingdienst de on-juistheid van zijn belastingaangifte(n) op het spoor zal komen. Niet alle belastingplichtigen wensen immers louter
rendementsheffing. Dit artikel geeft tot maximaal zes jaren. in te keren teneinde hun zonden op te biechten en met een fiscaal rein geweten verder te leven. In bepaalde gevallen dreigt een eerder begaan delict aan het licht te komen10.
Inkeermogelijkheden
Inkeer, of althans een poging daartoe, lijkt dan nog de laatste mogelijkheid voor de fraudeur om aan beboeting of vervolging te ontkomen. Inkeer lijkt in lastingontduiker er van weerhoudenieder geval niet meer mogelijk als de Inspecteur aan een belastingplichtige reeds vragen heeft gesteld of een boe-kenonderzoek heeft aangekondigd in verband met verzwegen winsten, in-komsten of vermogen. Bepalend is immers of de betrokkene weet of redelij- ‘bedriegelijke opgaven, schandelijkekomst mee door te gaan7. Gelet op dezekerwijs moet kunnen vermoeden dat de Belastingdienst hem reeds op het spoor is. Dat vermoeden wordt bij hem aan-wezig geacht als hij een dergelijke vra-genbrief heeft ontvangen of als aan hem een boekenonderzoek is aangekondigd. De omstandigheid dat binnen de Belas-tingdienst reeds een vermoeden bestaat, is dus niet doorslaggevend11. Indien de fraudeur daar geen weet van heeft enook niet kan vermoeden dat zijn fraude Inkeerregeling en vrijwillige verbetering: kan het nog? Igor Thijssen en Susana van den Bergh
Onlangs adviseerde staatssecretaris van Financiën Jan Kees de Jager NederlandersIndien een belastingplichtige alsnogmet spaargeld op een geheime bankrekening in Liechtenstein om zich te melden bij de Belastingdienst om zo een fikse boete te voorkomen1. Indien deze Nederlan-ders zich niet melden en vervolgens ontdekt worden door de FIOD, is het voor hen te laat om nog gebruik te maken van deze zogenoemde ‘inkeerregeling.’ Dan be-hoort vervolgens een (fikse) beboeting en zelfs strafrechtelijke vervolging tot demogelijkheden.
‘De oproep aan Nederlanders met een geheime Liechtensteinse bankrekening om zichzelf te melden, lijkt goed bedoeld omdat het een ‘fikse boete’ voorkomt ….’Accountancynieuws 21 maart 2008 nr www.accountancynieuws.nl belastingrecht al onder de aandacht van de Belasting-dienst is gekomen, kan hij nog steeds
een beroep doen op de inkeerregeling.
delijk met elkaar overeenkomen – de belastingrechter aan de inkeerregeling een ruimer toepassingsbereik toekent dan de strafrechter. De belastingrech-ter12 legt de terminologie ‘weet of rede-lijkerwijs moet vermoeden’ zodanig uit dat de belastingplichtige objectief ge-zien niet redelijkerwijs behoefde te ver-moeden dat de inspecteur met de on-juistheid of onvolledigheid bekend was of bekend zou worden. Bij de strafrech-ter13 ligt de nadruk meer op de subjec-tieve inschatting van de verdachte. Dit verschil in behandeling komt met name naar voren in geval van publiciteit rond bijvoorbeeld een (branche)gericht onderzoek door de Belastingdienst en/of de FIOD. Een fraudeur zou in dat ge-val al snel subjectief kunnen vermoeden dat hij betrapt wordt, maar objectief be-zien is het nog maar zeer de vraag of een fraudeur wel redelijkerwijs behoefde te vermoeden dat hij betrapt zou worden.
Aldus kan de wonderlijke situatie ont-
staan dat een strafrechter geen beroep meer op de inkeerregeling zal toestaan,
terwijl een belastingrechter inkeer dan
een strafrechter inkeer dienaangaan-de niet langer mogelijk acht. De oproep van de staatssecretaris van Financiën (die slechts verantwoordelijk is voor de Belastingdienst en niet voor het Open-baar Ministerie) aan Nederlanders met een geheime Liechtensteinse bankreke-ning om zichzelf te melden, lijkt goed bedoeld omdat het een ‘fikse boete’ voorkomt, maar is tevens opportunis-tisch omdat deze melding niet uitsluit dat er nog wel strafrechtelijk vervolgd kan worden. Sterker nog: met deze mel-ding lijkt strafrechtelijk de zaak rond nu sprake is van een bekennende ver-dachte. Gezien de strafrechtelijke vrij-spraken van zwijgende verdachten in de KBL-procedures kan men zich afvra-gen of inkeer – zonder vooraf op ano-nieme basis overleg te voeren met de autoriteiten – wel zo verstandig is. Dat is wellicht anders wanneer daar tevens door het Openbaar Ministerie toezeg-gingen14 over zouden worden gedaan, maar dat is (vooralsnog) niet het geval.
Persoonlijke werking
Ten slotte nog twee kleine aandachts-punten betreffende de inkeerregeling. De inkeerregeling heeft persoonlijke werking, dat wil zeggen dat mededa-ders (bijvoorbeeld accountants en/of belastingadviseurs) die niet tot inkeer zijn gekomen, kunnen worden vervolgd(en bij inwerkingtreding van de vier-
de tranche Awb worden beboet15). Al-dus kan het verstandig zijn om in voor-
komende gevallen gezamenlijk, en dus
Het verwarrende en problematischenog wel mogelijk acht. Concreter: juistgelijktijdig, in te keren om te voorko-is dat – hoewel de boeterechtelijke ende publiciteit rond de Liechtensteinsemen dat het een medeplichtige (ac-strafrechtelijke inkeerbepaling woor-rekeninggegevens kan meebrengen datcountant?) door de mand valt als gevolgvan de inkeer van zijn compaan (zijn cliënt). Daarnaast is de inkeerregeling niet onbeperkt en is het voor de Belas-tingdienst nog wel mogelijk om (lage) verzuimboetes op te leggen. AnI.r.J. thijssen en S. van den Bergh, beiden werkzaam bij Jaeger advocaten-belastingkundigen
1 Staatssecretaris van Financiën Jan Kees de Jager, Buitenhof 24 februari 2008
2 o.a. KredietBank Luxembourg te Luxemburg, Van Lanschot Bankiers te Luxemburg, LGt Bank te Vaduz (Liechtenstein)
3 KB van 23 december 1813, Stb. 17 (slotoverweging)
4 M.W.c. Feteris, Formeel Belastingrecht, Deventer, Kluwer 1999
5 artikelen 67a tot en met 67f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
6 artikelen 68 en 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
7 Kamerstukken II, 1954-1955, 4080, nr. 3, p. 28 8 artikel 67n van de Algemene wet inzake
rijksbelastingen
9 artikel 69, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
10Zie: “Vrijwillige verbetering: enige haken en ogen” van G.J.M.e. de Bont, tFB 2001/11-12, blz. 2-9
11o.a. Hr 29 september 1999, BnB 1999/413 12o.a. Hr 2 mei 2001, BnB 2001/319
13o.a. Hr 18 december 1990, nJ 1991/347 14zoals bijvoorbeeld in Draaiboek rekeningen-
project Kredietbank Luxembourg waarin door de Belastingdienst en het openbaar Ministerie gezamenlijk is aangegeven wanneer in elk geval sprake is van een tijdige inkeer15“De accountant straks beboet?” van S. Koster in
Accountancynieuws nr. 4 van 23 februari 2007
‘…maar is tevens opportunistisch omdat deze melding niet uitsluit dat er nog wel strafrechtelijk vervolgd kan worden.’

Dit bericht werd geplaatst in:

Stuur een reactie naar de auteur