Paal en perk aan de controledrift van de fiscus

In het huidige stelsel kan de handelswijze van een overijverige controleambtenaar pas achteraf worden getoetst. Er ligt nu een initiatiefwetsvoorstel dat verandering moet brengen in deze ‘als het kalf verdronken is, dempen we de put’-procedure. De nieuwe wet voorziet in het tijdig kunnen opkomen tegen buitenproportionele controles van de Belastingdienst.

De Belastingdienst voert zijn controletaken uit op basis van de door de belastingplichtige verschafte informatie. Daarnaast kan de Inspecteur aanvullende informatie van de belastingplichtige verlangen. Op grond van fiscale wetgeving[1] is een belastingplichtige, binnen bepaalde grenzen, ook verplicht om desgevraagd aan de Inspecteur informatie te verschaffen die fiscaal relevant kan zijn. Er kan discussie ontstaan over de vraag of de Inspecteur bij het verzamelen van informatie is gebleven binnen de grenzen van zijn wettelijke bevoegdheden. Hetzelfde geldt voor de omvang van iemands administratie- en bewaarplicht. De wet omschrijft deze verplichtingen slechts globaal.

Afwentelen controlekosten
De discussie wordt gevoed doordat het verstrekken van de gevraagde informatie en het voeren en bewaren van een uitgebreide administratie (te) veel tijd, geld en moeite kost. Tegenwoordig komt het veelvuldig voor dat een Inspecteur een brief stuurt met een grote hoeveelheid aan zeer gedetailleerde vragen. Na beantwoording van deze vragen stuurt de Inspecteur vervolgens weer een brief met nog meer, wederom zeer gedetailleerde vragen. In plaats van dat de Inspecteur zelf gaat controleren, laat hij door zijn buitenproportionele informatieverzoeken in feite de ondernemer zichzelf controleren. Hierdoor zijn belastingplichtigen veel tijd en geld kwijt aan controles en worden ze welhaast gedwongen (dure) externe adviseurs in te huren. Op deze manier wentelt de Belastingdienst de kosten van zijn eigen informatiebehoefte af op de belastingplichtigen.

Toetsing achteraf
De discussie over de rechtmatigheid van een informatieverzoek kan in het huidige stelsel pas worden gevoerd in de procedure gericht tegen de aanslag zelf. De belastingplichtige moet dus eerst de aanslag afwachten om vervolgens in de bezwaar- of beroepsprocedure de rechtmatigheid van het informatieverzoek ter discussie te stellen. De consequenties van het niet verstrekken van informatie ondervindt de belastingplichtige al lang voor de constatering dat de Inspecteur wél gerechtigd was de informatie te vragen. Dreiging van omkering van de bewijslast en eventueel strafvervolging zorgen er voor dat de belastingplichtige of de administratieplichtige zich meestal morrend schikt in een verzoek van de Inspecteur. Zelfs als dat verzoek vermoedelijk in strijd is met de wet of de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. In het geval achteraf komt vast te staan dat een informatieverzoek onrechtmatig was, bestaat in sommige gevallen recht op schadevergoeding. Maar dan ligt er wel ten onrechte informatie bij de fiscus die daarop mogelijkerwijs al een verder onderzoek heeft gebaseerd. De enige mogelijkheid om voorafgaande aan de aanslag (nog tijdens de controle) een rechterlijke beslissing te krijgen over de rechtmatigheid van een informatieverzoek, is om een kort-gedingprocedure aan te spannen bij de civiele rechter. De ervaring leert dat daar weinig gebruik van wordt gemaakt. Dat hangt samen met de fiscale ondeskundigheid van een civiele rechter, de openbaarheid van de procedure en de daaraan verbonden (proces)kosten. Al met al is de omstandigheid dat controlehandelingen van de Belastingdienst niet vooraf door een belastingrechter kunnen worden getoetst, een ernstige tekortkoming in de rechtsbescherming van belastingplichtigen.

Wetsvoorstel
Al sinds 1997 spreekt de regering de wens uit iets aan dat rechtstekort te willen doen. Ondanks herhaaldelijk aandringen op een oplossing, reageerde het huidige kabinet echter afwijzend. Het kamerlid Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD) vindt dat het zo niet langer kan en diende samen met Crone (PvdA) een wetsvoorstel[2] in. Dat maakt het voor belastingplichtigen (en administratieplichtigen) mogelijk om in sommige gevallen vooraf van de belastingrechter uitsluitsel te krijgen over de rechtmatigheid van een informatieverzoek. Het impliceert dat hij bezwaar kan maken tegen enerzijds een groot aantal verzoeken om informatie en anderzijds tegen beslissingen over de reikwijdte van de fiscale administratie- en bewaarplicht. Het wetsvoorstel biedt een effectieve rechtsbescherming tegen onnodige en buitenproportionele controledriften van de fiscus. Helaas zal het waarschijnlijk pas na de verkiezingen worden behandeld, zodat het rechtstekort nog enige tijd zal voortduren.


[1] Art. 47 e.v. van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen

[2] Wetsvoorstel TK 2005-2006, nr. 30 645 van 12 juli 2006

Dit bericht werd geplaatst in:

Stuur een reactie naar de auteur