Na verwijzing: hoger beroep is tijdig ingediend

Samenvatting


Deze zaak betreft de verwijzingsprocedure van HR 22 januari 2010, nr. 09/00526, NTFR 2010/306.
Hof Den Bosch heeft in een verzetprocedure het hoger beroep van belanghebbende – die gebruikmaakte van een postbusnummer –wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft die beslissing echter teruggedraaid en de zaak verwezennaar Hof Arnhem.
Dit verwijzingshof acht aannemelijk dat er ten tijde van het aangetekend verzenden van de uitspraak door de rechtbank zich problemenvoordeden bij de bezorging van aangetekende stukken aan belanghebbende en dat belanghebbende door TNT Post niet op de hoogteis gesteld van de uitspraak. Nu deze problemen hun oorsprong vonden buiten de invloedssfeer van belanghebbende enbelanghebbende tijdig – dat wil zeggen binnen veertien dagen na ontvangst van de opnieuw door de rechtbank verzonden uitspraak metinachtneming van het bepaalde in art. 6:9 lid 2 Awb – hoger beroep heeft aangetekend, is belanghebbende volgens het verwijzingshofniet in verzuim. Het verzet is daarom gegrond. Hof Den Bosch dient de zaak verder te behandelen in de stand waarin de zaak zichbevond.

Commentaar

  1. Bij (ontvankelijkheids)geschillen over de vraag of een belanghebbende tijdig bezwaar, beroep of hoger beroep heeft ingesteld, wordtregelmatig door belanghebbenden aangevoerd dat zij onbekend waren met de litigieuze belastingaanslag of uitspraak. Een dergelijkestelling dient op twee manieren te worden opgevat.
  2. Allereerst dient de stelling van belanghebbende te worden opgevat als de stelling dat de belastingaanslag of uitspraak niet (of pas náde dagtekening van het biljet of uitspraak) is verzonden. Is de belastingaanslag of uitspraak niet verzonden, dan is de termijn voor hetindienen van een bezwaar- of (hoger) beroepschrift nooit aangevangen en een niet aangevangen termijn kan ook niet wordenoverschreden. Is de belastingaanslag of uitspraak pas op een later moment dan de daarop vermelde dagtekening verzonden, dan vangtde bezwaar- of beroepstermijn pas op dat latere moment van verzending aan. Vanaf dat latere moment van verzending heeftbelanghebbende nog de reguliere termijn van zes weken (art. 6:9 Awb) tot zijn beschikking om een bezwaar of beroepschrift in tedienen.
  3. In het onderhavige geval is echter door Hof Den Bosch (impliciet) vastgesteld dat de rechtbank haar uitspraak op 27 februari 2008 opeen juiste wijze heeft bekendgemaakt en dat daarmee de termijn voor het instellen van hoger beroep eindigde op 9 april 2008. Gezienhet feit dat belanghebbende zijn hoger beroepschrift pas na verloop van deze termijn heeft verzonden, is geen sprake van een tijdigingediend hoger beroepschrift.
  4. Vervolgens dient de stelling van belanghebbende te worden opgevat als de stelling dat de belastingaanslag of uitspraak weliswaar opeen juiste wijze is verzonden (en bijgevolg de bezwaar- of beroepstermijn is aangevangen), maar dat belanghebbende – als gevolg vanhem niet toe te rekenen problemen bij de postbezorging – pas veel later heeft kennis genomen van deze belastingaanslag of uitspraak. Wanneer belanghebbende vervolgens na afloop van de bezwaar- of beroepstermijn een bezwaar- of beroepschrift indient, kan dezetermijnoverschrijding onder omstandigheden verschoonbaar zijn (art. 6:11 Awb). Een voorwaarde is dan wel dat belanghebbende nadathij kennis heeft genomen van de belastingaanslag of uitspraak zo spoedig als mogelijk alsnog een bezwaar- of beroepschrift indient. Wat bij overschrijding van de bezwaar- of beroepstermijn kan gelden als het alsnog zo spoedig mogelijk indienen van een bezwaar- ofberoepschrift, hangt af van de omstandigheden van het geval, maar de betrokken belastingplichtige moet in ieder geval een termijn vanten minste veertien dagen worden gegund (HR 22 maart 2002, NTFR 2002/450).
  5. In het onderhavige geval stelde belanghebbende dat hij de aangetekend verzonden uitspraak van Rechtbank Breda nimmer hadontvangen en dat hij pas bekend werd met deze uitspraak toen de uitspraak hem nogmaals per gewone post werd toegestuurd. Het pergewone post verstuurde exemplaar van de uitspraak werd door belanghebbende echter nog net binnen de reguliere hogerberoepstermijn van zes weken ontvangen en Hof Den Bosch oordeelde dat belanghebbende zodoende in staat was om nog binnen dehogerberoepstermijn (pro forma) hoger beroep in te stellen en verklaarde belanghebbende dan ook niet-ontvankelijk.
  6. De Hoge Raad (HR 22 januari 2010, NTFR 2010/306) casseerde deze uitspraak van Hof Den Bosch en oordeelde dat ook wanneereen belanghebbende nog binnen de hogerberoepstermijn van art. 6:9 Awb op de hoogte geraakt van de uitspraak, hem nog ten minsteveertien dagen moet worden gegund om alsnog een hoger beroepschrift in te dienen. De zaak werd verwezen naar Hof Arnhem en diestelde in de onderhavige uitspraak vast dat de veertiendagentermijn op 21 april 2008 is geëindigd en dat belanghebbende zijnhogerberoepschrift ook uiterlijk op die datum ter post heeft bezorgd. Het hogerberoepschrift was weliswaar na afloop van deveertiendagentermijn bij Hof Den Bosch binnengekomen, maar dat was – volgens Hof Arnhem – tijdig omdat het bepaalde in art. 6:9, lid2, Awb niet alleen van toepassing is op de reguliere bezwaar- en beroepstermijn van zes weken, maar eveneens op de door de HogeRaad geformuleerde veertiendagentermijn. Dat is een voor de hand liggende conclusie van Hof Arnhem, maar daar heeft de Hoge Raadzich nog niet expliciet over uitgelaten.


    [1] Mr. I.R.J. Thijssen is advocaat-belastingkundige bij Jaeger Advocaten-belastingkundigen.

    Bron: http://www.ndfr.nl/link/NTFR2010-2878
    Datum: 11-4-2016 16:18:03

Stuur een reactie naar de auteur