Terechte vaststelling informatiebeschikkingen wegens niet verstrekken informatie buitenlandse rekeningen

Samenvatting


De inspecteur heeft bij beschikking vastgesteld dat belanghebbenden niet hebben voldaan aan de meewerkverplichtingen van art. 47 en 49 AWR (informatiebeschikkingen). Belanghebbenden komen hiertegen in bezwaar en stellen beroep in wegens het uitblijven van een uitspraak op bezwaar. De inspecteur heeft alsnog uitspraak op bezwaar gedaan, waarna belanghebbenden hun beroep nader motiveren. De inspecteur had belanghebbenden voor het vaststellen van de inkomstenbelastingschuld over het jaar 2008 gevraagd om informatie met betrekking tot buitenlandse bankrekeningen. Bij Hof Amsterdam lopen nog procedures van belanghebbenden vanwege deze rekeningen over de jaren tot en met 2005. Niet in geschil is dat de inspecteur heeft verzuimd tijdig uitspraak te doen op de ingestelde bezwaarschriften. Nu hij dit alsnog heeft gedaan, worden de beroepen mede geacht te zijn gericht tegen de uitspraken op bezwaar. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de inspecteur de jaarlijkse belastingschuld op zorgvuldige wijze dient vast te stellen. Hij mocht daarom ook vragen stellen over de buitenlandse bankrekeningen met betrekking tot het jaar 2008. Van strijd met het beginsel van ‘equality of arms’ en het verbod op zelfincriminatie is geen sprake. Op grond van art. 27e, lid 2, AWR geeft de rechtbank belanghebbenden acht weken vanaf de datum van de rechtbankuitspraak om de door de inspecteur gevraagde informatie alsnog te verstrekken. De beroepen worden ongegrond verklaard, maar voor zover zij zijn gericht tegen het uitblijven van de uitspraken op bezwaar wordt een proceskostenvergoeding toegekend.


Commentaar


Voorafgaand aan het oordeel over de vraag of de informatiebeschikking terecht is vastgesteld overweegt Rechtbank Haarlem – verrassend – dat als gevolg van een vergissing aan de zijde van belanghebbenden het beroep is ingesteld bij een onbevoegde rechtbank. Betekent dit nu dat de rechtsmiddelverwijzing bij de informatiebeschikking onjuist is geweest? En als de fout door belanghebbenden is gemaakt, waarom heeft Rechtbank Haarlem dan geen uitvoering gegeven aan het in art. 6:15 Awb bepaalde en wordt pas bij de mondelinge behandeling hieraan aandacht geschonken? De procespartijen wensen een inhoudelijk oordeel van deze rechtbank en op basis van proceseconomie wordt de behandeling voortgezet. Naar de reden hiervoor kan, bij gebrek aan meer informatie, alleen worden gegist.
In een informatiebeschikking is opgenomen welke informatie moet worden verstrekt en met welk doel die informatie wordt gevraagd.
Doordat sprake is van een beschikking dient van de zijde van de Belastingdienst een motivering te worden gegeven voor het vragen van die informatie. Die motivering is met name relevant indien belanghebbende met gebruikmaking van een rechtsmiddel de informatiebeschikking wil laten toetsen.
In dit geval achten belanghebbenden de informatiebeschikking in strijd met beginselen van goede procesorde nu ten aanzien van dezelfde problematiek – niet aangegeven vermogen in het buitenland – voor diverse voorgaande jaren procedures worden gevoerd over de opgelegde belastingaanslagen met vergrijpboeten. Belanghebbenden vrezen dat, indien zij de nu gevraagde informatie voor het jaar 2008 verstrekken, deze wordt gebruikt in de procedures voor die voorgaande jaren. Vanwege de aanwezige vergrijpboeten zou dit kunnen betekenen dat zij zichzelf incrimineren.
Rechtbank Haarlem oordeelt volstrekt zuiver dat elk belastingjaar op zichzelf staat en dat de gevraagde informatie betrekking heeft op het op een juiste wijze vaststellen van de verschuldigde belasting. Dat de gevraagde informatie mogelijk kan worden gebruikt in reeds gestarte procedures voor de voorgaande jaren heeft geen invloed op de beslissing die nu ten aanzien van 2008 moet worden genomen.
Indien mocht blijken dat de Belastingdienst de voor het jaar 2008 verstrekte informatie daadwerkelijk inzet in die andere procedures, dient op dat moment te worden beoordeeld of daarmee in strijd met de beginselen van behoorlijk procesrecht wordt gehandeld.
Belanghebbenden zullen dan ook aan de verplichting moeten voldoen, tenzij betrokkene de omkering van de bewijslast als consequentie van het niet voldoen accepteert.


[1] Mr.dr. R.M.P.G. Niessen-Cobben is specialist formeel belastingrecht bij RSM Wehrens Mennen De Vries Belastingadviseurs N.V.
te Eindhoven, tevens fiscaal advocaat bij Boskamp & Willems advocaten te Eindhoven.


Bron: http://www.ndfr.nl/link/NTFR2013-859
Datum: 11-4-2016 15:40:19

Stuur een reactie naar de auteur