Let op, het ene vergrijp is het andere niet
Alle pagina's gelinkt aan
Misschien kent u dit gevoel van onrecht? Een voornemen tot naheffen/navorderen valt bij u in de brievenbus, omdat u jaren geleden per ongeluk fouten heeft gemaakt in uw aangifte, en naast een torenhoog heffingsbedrag, wil de inspecteur ook een vergrijpboete opleggen. En die is niet mals, de vergrijpboete kan tot maximaal 300% van het belastingnadeel oplopen. Vervolgens maakt u bezwaar, legt u alles uit aan de inspecteur, maar vindt hij uw bezwaar ongegrond. Wat dan? Heeft het nog zin om de vergrijpboete aan te vechten bij de rechter? Mijn antwoord is helder: Ja! In een zaak waarin een belanghebbende per ongeluk zijn buitenlands vermogen niet aangaf bij de fiscus, heeft de rechter de vergrijpboete verminderd van € 172.500 naar € 50.000 omdat de hoogte van de boete niet in verhouding stond tot de ernst van het vergrijp.[1] In dit blog leg ik uit wanneer, ook u, grotendeels onder een boete uit kunt komen.

Hoe komt de vergrijpboete tot stand?
Eerst bespreek ik hoe de vergrijpboete tot stand komt. Er zijn ook verzuimboetes, bijv. voor het te laat indienen van een aangifte. Voor meer informatie over de verzuimboete verwijs ik u door naar het blog van mijn collega, mr. Lisa van Esdonk-Bongaarts.
Een vergrijpboete kan worden opgelegd door de inspecteur als iemand:
- onjuiste of onvolledige gegevens verstrekt;
- zijn aangifte niet of onjuist doet;
- zorgt dat de belastingaanslagen te laag vastgesteld worden (denk aan het achter de hand houden van vermogen); en
- aangiftebelasting niet of niet tijdig betaalt (bijvoorbeeld btw-/loonbelasting).
Als de inspecteur een van de bovenstaande gevallen constateert, moet hij vervolgens voor het opleggen en berekenen van een boete vaststellen of sprake is van opzet of grove schuld. Iemand die immers advies heeft ingewonnen van een fiscalist, dat advies in de wind slaat en een verkeerde aangifte indient, handelt met opzet. Dat opzettelijk handelen wordt zwaarder beboet dan grofschuldig handelen. Dat speelt bijvoorbeeld als iemand huizen in het buitenland heeft en denkt dat die in dat buitenland moeten worden belast en niet in Nederland. Het is duidelijk dat die persoon advies had moeten vragen. Dat hij dit achterwege heeft gelaten waardoor hij een verkeerde aangifte heeft ingediend levert grove schuld op. Voor opzet wordt een boete van 50% van het belastingnadeel opgelegd, voor grove schuld geldt een boete van 25% van het belastingnadeel. Wanneer het belastingnadeel uit box-3 belasting bestaat, worden de boetes verhoogd naar 150% voor opzet en 75% voor grove schuld.
Vervolgens kijkt de inspecteur naar strafverzwarende en -verminderende omstandigheden, opgenomen in de wet en in de beleidsregels van de Belastingdienst, die kunnen leiden tot verhoging respectievelijk verlaging van de hiervoor genoemde boetes. Bij strafverminderende omstandigheden kunt u denken aan bijvoorbeeld het meewerken aan vragen van de inspecteur naar onjuist ingediende aangiften wanneer dat niet verplicht is. Volgens interne stukken van de Belastingdienst kan de boete in dat geval verminderd worden naar 135% voor box 3-belasting en 45% voor overige gevallen. Een voorbeeld van een strafverzwarende omstandigheid is het gebruikmaken van een bankrekening in een land dat een bankgeheim kent (bijvoorbeeld Zwitserland). De boete kan dan verhoogd worden naar 225% voor box 3-belasting en 75% voor overige gevallen.
Toch blijft de boeteberekening van de inspecteur een beetje nattevingerwerk. Voor veel strafverminderende en -verzwarende omstandigheden worden geen vaste percentages in de beleidsregels/interne stukken genoemd. De enige garantie die u heeft is dat de boete nooit hoger kan uitvallen dan het wettelijke boetemaximum: 300% van het belastingnadeel wanneer het box-3-belasting betreft en 100% van het belastingnadeel in de overige gevallen. Overleg dus goed met uw advocaat om in kaart te brengen of sprake is van opzet/grove schuld en welke strafverminderende en -verzwarende omstandigheden nog een rol kunnen spelen.
Wat gebeurde in deze zaak?
De belanghebbende had zeven jaar lang niet (al) zijn buitenlandse box 3-vermogen aangegeven. Uit eigen beweging meldt hij dit vermogen bij de fiscus, voordat er vragen over worden gesteld en hij werkt vervolgens volledig mee aan het onderzoek. De inspecteur stelt vast dat het aan de grove schuld van de belanghebbende te wijten is dat de eerdere aanslagen (waarin het buitenlands vermogen niet werd meegenomen) te laag zijn vastgesteld. De inspecteur legt vervolgens navorderingsaanslagen op voor in totaal € 287.000 en vergrijpboetes voor in totaal € 172.500. Een boete van 60% van het belastingnadeel dus. De boeteberekening ging als volgt:
- Er is sprake van grove schuld en het belastingnadeel bestaat uit box 3-belasting, waardoor de boete is vastgesteld op 75%;
- De belanghebbende meldt het box 3-vermogen voordat de Belastingdienst vragen stelt, waardoor de boete verminderd wordt naar 60%.
De rechtbank oordeelde vervolgens dat de ernst van het vergrijp (box 3-vermogen niet aangeven waardoor aanslagen te laag werden vastgesteld) niet in verhouding stond tot het totaalbedrag van de aan belanghebbende opgelegde boetes (€ 172.500). Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat belanghebbende volledig heeft meegewerkt aan het onderzoek en openheid van zaken heeft gegeven. De gesignaleerde disproportionaliteit leidt de rechtbank tot een vermindering van € 172.500 naar € 50.000. Het boetepercentage zakt dus van 60% naar 17%. Deze uitspraak maakt duidelijk dat de belastingrechter, evenals de strafrechter, bij de straftoemeting rekening houdt met alle omstandigheden van het voorliggende geval. Hij trekt zich daarbij weinig aan van de beleidsvoorschriften waaraan de inspecteur gebonden is.
Wat betekent dit voor u?
Breng in kaart wat de mogelijke strafverminderende en -verzwarende omstandigheden van uw zaak zijn. Wanneer onder aan de streep de strafverminderende omstandigheden de doorslag geven, valt waarschijnlijk te onderbouwen dat de ernst van uw vergrijp niet in verhouding staat tot de boete. Het hiervoor beschreven geval maakt duidelijk dat dan een zeer forse verlaging van de opgelegde boete haalbaar is. De advocaten van Jaeger zijn u graag behulpzaam.
[1] Rechtbank Gelderland 15 november 2024, nr. AWB 23_4678, ECLI:NL: RBGEL:2024:7965, rechtspraak.nl (online).
Stuur een reactie naar de auteur