NTFR 2025/675 – Geoorloofd om aanmaningskosten in rekening te brengen aan inwoner buitenland
Alle pagina's gelinkt aan
Publicatie NTFR 2025/675
Instantie Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak 10 januari 2025
Datum publicatie 15 april 2025
Annotator mr. T.J. Droog, advocaat bij Jaeger Advocaten-belastingkundigen te Amsterdam
ECLI Belastingjaar 01-01-2008 t/m 31-12-2012
Zaaknummer BRE 24/1996 tot en met 24/2000 en BRE 24/2000 tot en met 24/2006
Samenvatting
Omdat belanghebbenden de aan hen opgelegde navorderingsaanslagen IB/PVV 2008 tot en met 2012 niet hebben betaald, is naar hen een aanmaning gestuurd. Voorts is per navorderingsaanslag € 18 aan aanmaningskosten in rekening gebracht. Belanghebbenden stellen dat dit onterecht is omdat zij niet meer in Nederland wonen. De bepalingen op grond waarvan de ontvanger de aanmaning heeft verstuurd ,zijn niet van toepassing in het land waar zij wonen. De rechtbank verwerpt diestelling. In art. 3 Iw 1990 is geen uitzondering gemaakt voor belastingschulden van een persoon die in het buitenland woont. Ook de AWR verzet zich niet tegen het opleggen van belastingaanslagen aan in het buitenland wonende personen. Er ontstaan pas problemen indien er dwangmaatregelen moeten worden toegepast waarbij de buitenlandse staat betrokken is, maar dat geval doet zich hier niet voor. Belanghebbende stelt vervolgens dat ten onrechte geen uitstel van betaling is verleend omdat nog bezwaar liep tegen de navorderingsaanslagen. De rechtbank oordeelt dat geen uitstel van betaling is verleend en dat daarom in beginsel terecht aanmaningskosten in rekening zijn gebracht. Dat is anders indien het in rekening brengen van aanmaningskosten in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Daarvan kan sprake zijn indien op grond van wettelijke bepalingen of beleidsregels ten onrechte geen uitstel van betaling is verleend. Dat is niet het geval. Op grond van de wettelijke bepalingen kan uitstel van betaling worden verleend, maar de ontvanger is daartoe niet verplicht. Het niet verlenen van uitstel van betaling is ook niet in strijd met beleid. De ontvanger kan namelijk bepalen dat gedurende het uitstel van betaling zekerheden worden verstrekt. In dit geval zijn zekerheden gevraagd, maar niet verstrekt. Het vragen van zekerheden is niet in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De aanmaningskosten zijn daarom terecht in rekening gebracht.
(Beroepen ongegrond.)
Noot
In deze uitspraak behandelt de rechtbank Zeeland-West-Brabant de beroepen van belanghebbenden tegen de in rekening gebrachte aanmaningskosten naar aanleiding van onbetaald gelaten navorderingsaanslagen IB voor de jaren 2008 tot en met 2012. In de kern draait de zaak om de vraag of de ontvanger bevoegd was om deze kosten in rekening te brengen, en of de afwijzing van de verzoeken om uitstel van betaling rechtmatig was.
Mocht de ontvanger aanmaningskosten in rekening brengen?
De ontvanger stuurde – conform art. 11 Iw 1990 – keurig een aanmaning. Daarmee kregen de belastingschuldigen nog tweeweken (betalings)respijt, een laatste kans om verregaande schade te beperken. Maar dat vriendelijke zetje richting betaling is niet gratis: art. 1 en 2 Kw Inv. Rb geven de ontvanger de bevoegdheid om daarvoor aanmaningskosten in rekening te brengen. Dit betreft bedragen van € 9 of € 21, afhankelijk van het bedrag van de aanslag. In zoverre kon de ontvanger dus –nu niet is gebleken dat enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur (abbb) was geschonden (zie bijvoorbeeld NTFR2020/352) – aanmaningskosten in rekening brengen.
Belanghebbenden sputterden echter tegen: hoezo aanmaningskosten? Ze wonen in het buitenland! Noch deinvorderingswet, noch de AWR biedt volgens hen een basis om aan buiten Nederland wonende personen een belastingaanslag op te leggen, laat staan te innen.
De rechtbank is daar snel klaar mee. Art. 3 Iw 1990 maakt geen onderscheid tussen binnen- en buitenland. Rijksbelastingenzijn rijksbelastingen — ook als je die vanaf een eiland als Jersey moet betalen – en de ontvanger mag die (proberen te)innen. Hetzelfde geldt voor de AWR: belastingaanslagen mogen gewoon worden opgelegd aan in het buitenland wonende personen. Vanzelfsprekend geldt hier wel dat het moet gaan om inkomsten die belastbaar zijn in Nederland.
Uitstel van betaling ten onrechte niet verleend?
Als tweede verdedigingspilaar stelden belanghebbenden dat er geen aanmaningskosten in rekening mochten worden gebracht omdat aan hen ten onrechte geen uitstel van betaling was verleend.
Hiervan zou eventueel sprake kunnen zijn als de ontvanger op basis van de wet of beleid uitstel had moeten verlenen en dit ten onrechte heeft nagelaten.
De rechtbank is echter ook hierover kort: het verlenen van uitstel van betaling is een discretionaire bevoegdheid van de ontvanger (een kan -bepaling) en daartoe is hij (in beginsel) niet verplicht. Ook kan de ontvanger voorwaarden stellen aan het verlenen van uitstel van betaling. In dit geval hoefde de ontvanger dus geen uitstel van betaling te verlenen en was er dus geen abbb in het geding door een bankgarantie te verlangen.
Jersey: zon, zee … maar geen belastingverdrag
Als afsluiter schermde belanghebbenden met de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011 en met art. 27 OESO-Modelverdrag om de aanmaningkosten alsnog van tafel te krijgen. Maar omdat er geen belastingverdrag met Jersey is gesloten, bleef zowel de notitie als het OESO-Modelverdrag buiten toepassing.
Resumé
De aanmaningskosten waren terecht en bevoegd in rekening gebracht en de afwijzing van het verzoek om uitstel van betaling was rechtmatig.
Stuur een reactie naar de auteur