De omslag die nodig is voor een eerlijk proces: rechtsbescherming boven resultaat


De discussie over de kwaliteit van rechtsbescherming in belastingzaken is de afgelopen jaren steeds nadrukkelijker op de voorgrond gekomen. Vijf jaar geleden barstte de bom in de kinderopvangtoeslagaffaire en drie jaar later bracht RTL4 nieuws het bericht naar buiten dat de Belastingdienst soms informatie achterhoudt voor de rechter. Naar aanleiding daarvan deed de Inspectie belastingen, toeslagen en douane (IBTD) onderzoek naar de informatieverstrekking door de Belastingdienst richting rechter en burger. Deze week publiceerde de IBTD het rapport “Rechtsbescherming in geding”. Opnieuw blijkt dat de informatieverstrekking door Belastingdienst aan rechter en burger niet goed gaat. Dit raakt aan het fundament van een eerlijk proces en dus aan een beginsel van de rechtsstaat. De reactie van de Belastingdienst is vervolgens met name afwijzend, getuigt van weinig zelfreflectie en lijkt nauwelijks rekening te houden met het tanende vertrouwen van burgers en bedrijven in de overheid. Dat is jammer. Juist een open houding van de Belastingdienst zou kunnen leiden tot een doorbraak van de problematiek. Daar gaan wij nader op in aan de hand van de drie thema’s die in het rapport naar voren komen: een cultuur die meer gericht is op winnen dan op waarheidsvinding, het verschijnsel ‘denken voor de rechter’ en het gebrek aan structurele reflectie en evaluatie. Deze thema’s zijn immers bepalend voor de manier waarop wij in Nederland de rechtsbescherming vormgeven.



Van winnen naar waarheidsvinding

Medewerkers van de Belastingdienst vertellen dat hun proceshouding vaak gericht is op ‘winnen’. De bezwaarprocedure wordt daarbij niet altijd gezien als een serieuze heroverweging, maar eerder als een bevestiging van het eerdere besluit. Dat staat haaks op artikel 7:11 Awb, dat voorschrijft dat het bestuursorgaan in bezwaar een volledige heroverweging moet maken.

De belastingplichtige ervaart dat in onze ervaring soms ook zo. Een hoorgesprek lijkt in de praktijk soms slechts een aanhoorgesprek te zijn. Er wordt niet echt met hen van gedachten gewisseld. De bezwaarprocedure ervaren zij niet als onafhankelijke heroverweging, maar slechts als een formaliteit voordat de gang naar de rechter volgt.  In zo’n geval kies je er als advocaat ook vaak voor om maar snel door te stomen naar het beroep. Daarmee verliest de Belastingdienst geloofwaardigheid en de kans om in een vroeg stadium geschillen op te lossen.

Heroverweging vraagt om een open houding: bereid zijn om eigen beslissingen kritisch tegen het licht te houden, ook als dat tot een andere uitkomst leidt. Een cultuur die primair gericht is op ‘scoren’ of ‘het overeind houden van het primaire besluit’ staat die houding in de weg.

Denken voor de rechter: de rechter beslist, niet de Belastingdienst

Medewerkers van de Belastingdienst geven aan vaak een selectie te maken van de stukken die aan de rechter worden verstrekt. Interne correspondentie of notities worden dan niet meegestuurd, omdat men meent dat de rechter daar niets aan heeft. Daarmee nemen medewerkers in feite de rol van de rechter over. De Hoge Raad oordeelde al in 2018 (ECLI:NL:HR:2018:672) dat ook interne stukken onder de ‘op de zaak betrekking hebbende stukken’ kunnen vallen. Alleen de rechter kan beoordelen wat relevant is voor de beoordeling van het geschil.

Uit de interviews met medewerkers blijkt dat zij een negatief beeld hebben van belanghebbenden en gemachtigden die een beroep doen op artikel 8:42 Awb. Volgens hen trekt een gemachtigde alles uit de kast om de belangen van diens client te verdedigen en stuit het verzoek om een specifiek stuk zelfs op onbegrip of weerstand. Zij zien het als een tactiek om te traineren in plaats van te focussen op de taak van de advocaat. Die is er immers om de belangen van zijn cliënt tot het uiterste te verdedigen.

Wanneer de Belastingdienst stukken achterhoudt, ontstaat een risico dat de rechter niet volledig wordt geïnformeerd en de belastingplichtige niet weet waar hij zich tegen moet verweren. Dat tast het vertrouwen in de procedure aan en kan de rechtsgelijkheid schaden. Transparantie betekent: alles op tafel leggen, ook als het voor de Belastingdienst ongemakkelijk is. In onze praktijk kennen we voorbeelden te over: bijvoorbeeld een autoprocedure waarin SCAC stukken (om vervoerders te identificeren) pas heel laat werden toegevoegd en het beeld veranderde en een kinderopvangtoeslagzaak waarin op zitting bleek dat de Belastingdienst relevante stukken (die voor de ouder gunstig uitpakten) pas op verzoek van de rechter wilde overleggen. Meer informatie over artikel 8:42 Awb vindt u in deze blog.

Lastig daarbij is dat je als burger alleen kunt vermoeden dat er ook andere, voor jouw zaak gunstige, stukken zijn. Je kunt niet vragen om wat je niet weet. Het is aan de Belastingdienst zelf om daar open en transparant in te opereren.

Reflectie: leren of incidenten bestrijden?

Een derde probleem dat de IBTD signaleert, is het ontbreken van structurele reflectie. Fouten worden vaak ad hoc opgelost, bijvoorbeeld door alleen een printscreen te overleggen wanneer een aanslag niet meer reproduceerbaar is of het opmaken van een ambtsedige verklaring om de verzending aan te tonen bij het ontbreken van een verzendbewijs. Maar dat is symptoombestrijding: het probleem wordt in één dossier opgelost, zonder dat de organisatie er echt van leert.

Daarnaast blijkt kritiek van rechters soms persoonlijk te worden opgevat door medewerkers, in plaats van dat het aanleiding vormt tot leren. Zo ontstaat een defensieve houding die het lerend vermogen van de organisatie beperkt. Zolang reflectie en evaluatie niet vanzelfsprekend onderdeel zijn van de werkwijze, blijven dezelfde fouten terugkomen.

Samen werken aan betere rechtsbescherming

De Belastingdienst heeft in de vorm van de Wederhoortabel zeer kritisch gereageerd op het rapport. De vijf cases zijn volgens hen niet representatief, de onderzoekers generaliseren en de bevindingen zijn volgens hen niet feitelijk onderbouwd. Daar valt natuurlijk iets voor te zeggen. Er worden immers duizenden bezwaar- en beroepsprocedures gevoerd en in lang niet alle gevallen is het zo erbarmelijk gesteld, helemaal mee eens.

Deze primaire reactie van de Belastingdienst leidt er echter toe dat we eerder verder van een oplossing verwijderd raken dan dat we dichterbij komen. Wij ervaren in onze praktijk namelijk wel degelijk in veel meer gevallen dat de informatieverstrekking van de Belastingdienst aan burger en rechter (ernstig) te wensen over laat en dat de bezwaarprocedure ook meer als noodzakelijk kwaad wordt behandeld dan als daadwerkelijke heroverweging.

Rechtsbescherming gaat niet alleen gaat om wetten en regels, maar vooral om houding en cultuur. Het vraagt van de Belastingdienst de bereidheid om tegenspraak te accepteren, om fouten te erkennen en om continu te leren van rechtspraak en praktijkervaring. Wat maakt dat nu toch zo lastig? Vanwaar dat grote wantrouwen richting burger en bedrijf?

Rechtsbescherming kan alleen bestaan wanneer overheid, rechter en belastingplichtige elkaar in vertrouwen tegemoet treden. Transparantie en reflectie zijn daarbij geen luxe, maar een voorwaarde. Ook voor advocaten en rechters, evenals dat zij onderkennen waar verbetering zichtbaar is. Als we die voorwaarden serieus nemen, kunnen we samen werken aan een eerlijker en duurzamer belastingproces.

Behoefte aan advies over jouw fiscale procedure? Neem dan contact op met een van onze specialisten.

mr. drs. E.G. Engwirda / engwirda@jaeger.nl
mr. L.S.M.S. van Esdonk-Bongaarts / vanesdonk@jaeger.nl
mr. J. Witziers / witziers@jaeger.nl


Jaeger Advocaten-belastingkundigen, telefoon: +31(0)20 676 04 81

Stuur een reactie naar de auteur