NTFR 2025/1290 – Vergrijpboete vernietigd omdat niet is aangetoond dat (ex-)bestuurder voetbalclub feitelijk leiding gaf aan niet afdragen loonheffingen

Gegevens

Publicatie NTFR 2025/1290
Instantie Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak 5 juni 2025
Datum publicatie 5 augustus 2025
Annotator mr. T.J. Droog, advocaat bij Jaeger Advocaten-belastingkundigen te Amsterdam
ECLI ECLI:NL:RBGEL:2025:4322
Belastingjaar 2014
Zaaknummer AWB 23/2655
Relevante informatie Art. 67f AWR


Samenvatting

Belanghebbende was tussen maart 2006 en maart 2015 statutair bestuurder van voetbalclub 1. Voetbalclub 3 doet in juni2014 een transfervoorstel aan Y voor haar speler D: de vaste transfersom zou € 13 miljoen bedragen, met de mogelijkheid van bonussen (afhankelijk van de prestaties van D) tot maximaal € 1.250.000. Op 8 juli 2014 is de transferovereenkomst conform het voorstel ondertekend. De zaakwaarnemer van D en persoon F (namens voetbalclub 1) hebben afgesproken dat een aandeel van 15% in de transfersom aan D toekomt en dat dit aandeel in de vorm van commissie wordt uitbetaald aan het bedrijf van de zaakwaarnemer (Bedrijf 1), wat leidt tot een overeenkomst tussen voetbalclub 1 en Bedrijf 1. Op grond van die overeenkomst is voetbalclub 1 in verband met de transfer van D naar voetbalclub 3 € 1.852.500 (15% van de transfersom minus 5% solidariteitsbijdrage) verschuldigd aan Bedrijf 1. Een groot aantal functionarissen binnen voetbalclub 1 is van deze afspraak op de hoogte. De Belastingdienst en voetbalclub 1 tekenen in oktober 2017 een vaststellingsovereenkomst, waarin wordt overeengekomen dat aan voetbalclub 1 een vergrijpboete van € 250.000 zal worden opgelegd ter zake van het opzettelijk niet betalen van loonheffingen. Op 8 juni 2018 hebben voetbalclub 1 en de inspecteur een vaststellingsovereenkomst gesloten aangaande de loonheffingen van D. Aan belanghebbende wordt een vergrijpboete van € 500.000 (in bezwaar verminderd naar € 440.000) opgelegd wegens het feitelijk leidinggeven aan het opzettelijk geen of te weinig afdragen van loonheffingen. Belanghebbende betwist deze boete.

Rechtbank Gelderland concludeert dat de inspecteur niet overtuigend heeft aangetoond dat belanghebbende actief en effectief gedrag heeft vertoond dat onmiskenbaar binnen de gewone betekenis van het begrip feitelijk leidinggeven valt, welke bijdrage bovendien zodanig is geweest dat deze heeft geleid tot de verboden gedragingen. De stellingen van de inspecteur, ter zake van de bemoeienis van belanghebbende ter uitvoering van rechtshandelingen en feitelijke bestuurshandelingen rondom de transfer van D, zijn ontoereikend om aan te nemen dat belanghebbende feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging: het niet juist en volledig betalen van loonheffingen. De inspecteur heeft niet doen blijken dat de betalingen voortvloeiende uit de overeenkomst tussen voetbalclub 1 en Bedrijf 1 feitelijk toekomen aan de voetballer, D. De rechtbank is van oordeel dat voetbalclub 1 en Bedrijf 1 de betalingen uit hoofde van de tussen hen gesloten overeenkomst wilden presenteren als betalingen voor scoutingwerkzaamheden. Echter is niet gesteld noch gebleken dat belanghebbende enige betrokkenheid of bemoeienis heeft gehad bij deze aanpassingen. Het enkele feit dat belanghebbende tot begin 2015 statutair bestuurder was van voetbalclub 1 is daartoe onvoldoende.

(Beroep gegrond.)

Noot


Geen rood voor de bestuurder: rechtbank fluit Belastingdienst terug in boetezaak rond voetbaltransfer

In de bestuursrechtelijke (voetbal)arena van rechtbank Gelderland is recent een interessante uitspraak gedaan die menig formeel specialist én voetballiefhebber zal laten opveren. De zaak draaide om een forse vergrijpboete van € 500.000, later verlaagd naar € 440.000, die de Belastingdienst had opgelegd aan een voormalig bestuurder van een voetbalclub. De beschuldiging? Feitelijk leidinggeven aan het opzettelijk niet afdragen van loonheffingen bij een miljoenentransfer van een speler. De uitkomst? De rechtbank fluit de fiscus terug – er was geen sprake van feitelijk leidinggeven.

Laten we dit duel even aan de ‘VAR’ voorleggen.

De kern van het geschil: was er een ‘bewuste overtreding’ in het spel?

De inspecteur meende dat de gewezen bestuurder zich nadrukkelijk had bemoeid met de afspraken rond de transfer vaneen speler naar het buitenland en dat er een verkapte looncomponent schuilging in de riante commissies die via zaakwaarnemersconstructies terugvloeiden naar de speler zelf. De gewezen bestuurder zou daarmee op de hoogte zijn van de aanmerkelijke kans dat de loonheffing die verband hield met de transfer niet juist en volledig werd afgedragen door de voetbalclub.

Maar de rechtbank zat anders in de wedstrijd.

Feitelijk leidinggeven? Niet elke trainer staat met een fluitje op het veld

De rechtbank toetste aan het inmiddels bekende leerstuk over feitelijk leidinggeven.1 Die toets is helder:

Bij de beoordeling of iemand boeterechtelijk aansprakelijk is wegens feitelijk leidinggeven aan een verboden gedraging vaneen rechtspersoon, geldt een tweestapsbenadering. Eerst moet worden vastgesteld dat de rechtspersoon zelf een beboetbaar feit heeft gepleegd. Pas daarna komt de persoonlijke aansprakelijkheid van een natuurlijk persoon in beeld.

Het draait om actief en effectief gedrag dat de verboden gedraging mogelijk maakt of bevordert. Dat kan voortvloeien uit het door de betrokkene gevoerde beleid of uit een beslissende bijdrage aan een geheel van handelingen dat tot de overtreding leidt. Fysieke uitvoering is dus niet vereist.

Onder omstandigheden kunnen ook passieve gedragingen voldoende zijn, bijvoorbeeld wanneer iemand die bevoegd en verplicht is om in te grijpen, dit bewust nalaat en zo de overtreding in stand laat.

Feitelijk leidinggeven vereist wel méér dan het bekleden van een formele positie. Alleen maar op papier ‘statutairbestuurder’ zijn, of ooit een contract hebben ondertekend, is niet genoeg om een rode kaart te trekken.

Het bekleden van een formele positie is daarentegen ook niet noodzakelijk. Ook een buitenstaander zonder dienstverband kan feitelijk leidinggever zijn.

De rechtbank stelde vast dat de voormalig bestuurder vanaf het najaar van 2014 nauwelijks nog betrokken was bij de club, en per maart 2015 formeel afscheid had genomen. En belangrijker: de verdachte constructies – waarin commissies voorscoutingwerkzaamheden kennelijk als dekmantel fungeerden – dateren van ná zijn vertrek. Er was dus onvoldoende bewijs voor betrokkenheid van de voormalig bestuurder bij de afwikkeling van de tweede overeenkomst tussen de club en de zaakwaarnemer van de speler en dus ook bij de fiscale afwikkeling daarvan. De betalingen van de gewraakte commissies vonden overigens pas plaats toen de aangesproken bestuurder al lang en breed was vertrokken.

Geen doelpunt zonder assist – en geen boete zonder bewezen regie

De Belastingdienst had flink uitgehaald, maar schoot hoog over. De rechtbank was helder: het feit dat een betaling plaatsvindt aan een zaakwaarnemer maakt in beginsel nog geen loonbetaling, zeker niet als onvoldoende onderbouwd is dat deze daadwerkelijk terugvloeide naar de speler. Ook het feit dat de gewezen bestuurder in een eerder stadium bij de transfer betrokken was, betekent niet automatisch dat hij ook regie voerde bij de latere, dubieuze facturen, dan wel de fiscale afwikkeling daarvan.

Het boetespel eindigde dan ook in een nederlaag voor de fiscus: de boete werd vernietigd.

Overigens is het opmerkelijk te noemen dat de voetbalclub zelf met de fiscus een vergrijpboete overeenkwam van ‘maar’ € 250.000. Welke zwaarwegende matigingsgronden leidden tot het boetebedrag volgt niet duidelijk uit de uitspraak. De vraag waarom de gewezen bestuurder een vergrijpboete opgelegd kreeg van (bijna) twee keer hoger, dan die voor de club blijft onbeantwoord.

Een signaal bij het opleggen van een vergrijpboete: blijf scherp op de spelregels

Deze zaak is een belangrijke reminder aan degene die een vergrijpboete krijgt opgelegd: als de inspecteur een ‘penalty’ wil nemen jegens een bestuurder van een vennootschap, moet hij niet alleen de feiten en omstandigheden overtuigend aantonen die opzet of grove schuld van de boeteling onderbouwen maar ook dat deze aan de verweten gedraging van de rechtspersoon feitelijk leiding heeft gegeven. Bedenk wel dat de feiten en omstandigheden ook overtuigend kunnen worden aangetoond met behulp van bewijsvermoedens.2

Voetnoten

1 HR 26 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:733
2 HR 18 juli 2025, ECLI:NL:HR:2025:1063

Dit bericht werd geplaatst in: Fiscale boetes Fiscale procedures

Stuur een reactie naar de auteur