NTFR 2025/1384 – Beroepen niet-ontvankelijk wegens misbruik van recht
Alle pagina's gelinkt aan
Samenvatting
Belanghebbende heeft een verzoek om ambtshalve vermindering gedaan van de aanslagen IB/PVV en Zvw 2009 en 2010.Dit verzoek is door de inspecteur afgewezen. In het verleden heeft belanghebbende hiertegen al geprocedeerd. Bij hof Den Haag is een compromis bereikt. Dit compromis is in de uitspraak van het hof vervat. Belanghebbende heeft nadien meerdere malen geprocedeerd bij rechtbank Zeeland-West-Brabant over dezelfde aanslagen en verzoeken om ambtshalve vermindering hiervan. De rechtbank heeft belanghebbende in die procedures erop gewezen dat zij geen oordeel kan geven over de uitspraak van hof Den Haag. In de onderhavige procedure heeft de rechtbank belanghebbende opgeroepen om in persoon te verschijnen, dan wel zich te laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. Ter zitting is niemand verschenen. De rechtbank oordeelt dat de beroepen van belanghebbende niet-ontvankelijk zijn wegens misbruik van procesrecht. De rechtbank overweegt dat de bevoegdheid om beroep in te stellen niet kan worden ingeroepen voor zover deze bevoegdheid wordt misbruikt. Daarvoor zijn zwaarwichtige gronden vereist, zoals bevoegdheden die evident zijn aangewend zonder redelijk doel of een ander doel dan waartoe zij gegeven zijn. De rechtbank oordeelt dat het rechtsmiddel beroep niet is bedoeld om een belanghebbende de mogelijkheid te bieden om repeterend de juistheid vaneen in rechte vaststaande aanslag ter discussie te stellen. Er is tegen beter weten in verzocht om ambtshalve verminderingen dat kan worden gekwalificeerd als misbruik van recht. Ook de wijze van procederen wordt aangemerkt als misbruik van recht. Belanghebbende dient (soms dagelijks) stukken in waarbij op ongestructureerde wijze zijn gedachten worden geuit en waarbij diverse kopieën worden overgelegd.
(Beroep niet-ontvankelijk.)
Noot
Het recht op toegang tot de rechter is een fundamenteel grondrecht, verankerd in art. 17 GW. Iedere belastingplichtige heeft in beginsel het recht om zijn geschil aan de belastingrechter voor te leggen. Dat recht is niet absoluut en kan worden beperkt, bijvoorbeeld bij misbruik van procesrecht. De belastingrechter verklaart het beroep in dat geval niet-ontvankelijk.
Van misbruik van procesrecht is onder andere sprake als een belanghebbende tegen beter weten in procedures aanspant, terwijl hij weet wat de uitkomst gaat zijn omdat hij daar in eerdere procedures meermaals op is gewezen. Zo’n belanghebbende is niet daadwerkelijk op zoek naar rechtsbescherming bij de bestuursrechter (RvS 23 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:3447). Ook is van misbruik van procesrecht sprake als alleen beroep is ingesteld om een proceskostenvergoeding te incasseren (vgl. hof Arnhem-Leeuwarden 17 oktober 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:8799, NTFR2023/2133) of als een belastingplichtige niet oprecht bezig is met het aanvechten van een beschikking maar vooral gericht is op het verkrijgen van vergoedingen zoals dwangsommen, immateriële schadevergoedingen en proceskosten (hof Amsterdam 16 juli 2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:2185, NTFR2024/1994).
Het ieder jaar opnieuw procederen tegen aanslagen IB/PVV waarbij de belanghebbende telkens hetzelfde standpunt naar voren bracht, leverde geen misbruik van procesrecht op (rechtbank Zeeland-West-Brabant 10 mei 2024, ECLI:NL:RBWB:2024:3082, NTFR 2024/1034). De rechtbank benadrukte dat belanghebbende wel deugdelijk moestonderbouwen waarom anders moest worden geoordeeld dan in de eerdere procedures.
In deze zaak heeft de rechtbank wel geoordeeld dat sprake is van misbruik van procesrecht. Belanghebbende heeft de aanslagen IB/PVV over 2009 en 2010, die sinds de procedure bij hof Den Haag in 2016 onherroepelijk vaststaan, en de uitkomst van die hofprocedure tijdens vier eerdere rechtbankprocedures ter discussie gesteld. Minstens twee keer is belanghebbende erop gewezen dat de rechtbank geen oordeel kan vellen over de uitspraak van hof Den Haag.
Belanghebbende heeft tegen beter weten in beroep ingesteld zonder redelijk doel. Het oordeel van de rechtbank dat het instellen van beroep in dit geval misbruik van procesrecht oplevert, is in het licht van de eerdere procedures begrijpelijk.
Opmerkelijk is wel dat de rechtbank de wijze van procederen ook aanmerkt als misbruik van procesrecht. In het belastingrecht is een belastingplichtige niet verplicht zich te laten bijstaan door een advocaat. Dat brengt het risico mee dat de ondeskundige belastingplichtige op onhandige wijze procedeert. De stortvloed aan stukken en de ongestructureerde gedachtenflarden bezorgde de rechtbank veel problemen. Die kon er geen juridisch standpunt uit afleiden en het leverde volgens de rechtbank een onevenredige belasting op van de rechtspraak. Dat de rechtbank die manier van procederen als hinderlijk ervaart, is begrijpelijk. Of die wijze van procederen op zichzelf misbruik van procesrecht oplevert, waag ik te betwijfelen. Misbruik van procesrecht veronderstelt immers dat belanghebbende de bevoegdheid om stukken aan de rechtbank toe te sturen tegen beter weten in en zonder redelijk doel heeft aangewend. Belanghebbende zal de belastingrechter echter met de stortvloed aan stukken juist hebben willen overtuigen van zijn gelijk. Het gaat te ver een belastingplichtige alleen om een chaotische aanpak het recht op een beroepsprocedure te ontzeggen. Het ligt mijns inziens eerder voor de hand dat de rechtbank haar bevoegdheid had gebruikt om bepaalde stukken waarvan het onduidelijk is waarom zij van belang zijn, buiten beschouwing te laten (art. 8:32a Awb). Tijdens de zitting kan de rechtbank trachten meer licht in de duisternis te krijgen. Daarvoor moet de belanghebbende dan wel op de zitting verschijnen en dat heeft de rechter in dit geval proberen af te dwingen. Helaas zonder succes. Wanneer een professioneel gemachtigde op een dergelijke wijze procedeert, vind ik het oordeel misbruik van procesrecht eerder op zijn plaats.
Stuur een reactie naar de auteur