Schending van het hoorrecht; een pyrrusoverwinning

De verplichting van een bestuursorgaan om een belanghebbende te horen vormt een essentieel onderdeel van de bezwaarprocedure binnen het bestuursrecht. De hoorplicht waarborgt dat belanghebbenden de gelegenheid krijgen hun standpunt mondeling toe te lichten aan het bestuursorgaan dat op hun bezwaar moet beslissen. Op deze manier wordt niet alleen de zorgvuldigheid van de besluitvorming bevorderd, maar wordt ook de rechtsbescherming van de burger versterkt. De praktijk laat zien dat toepassing van deze hoorplicht regelmatig onderwerp van discussie is, met name over de vraag in hoeverre bestuursorganen ruimte hebben om deze verplichting te beperken.

Een recent arrest van de Hoge Raad van 17 oktober 2025 illustreert duidelijk de grenzen van die ruimte. In deze zaak oordeelde de Hoge Raad dat de inspecteur van de Belastingdienst, ondanks de tijdsdruk die voortvloeide uit een dreigende dwangsom, de belastingplichtige voldoende gelegenheid moet bieden om zich voor te bereiden op het hoorgesprek. De belastingplichtige moet in staat worden gesteld zijn zienswijze op een zorgvuldige wijze naar voren te brengen. Eventuele praktische belemmeringen ontslaan de inspecteur niet van zijn wettelijke verplichting om de belastingplichtige te horen.

De kern van de zaak

De belastingplichtige in deze zaak had bezwaar gemaakt tegen een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2018. Zij wilde gebruikmaken van haar recht om te worden gehoord.[1]

Aangezien de uitspraak op bezwaar uitbleef heeft de belastingplichtige beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar. De rechtbank heeft dat beroep gegrond verklaard en de inspecteur opgedragen om binnen veertien dagen alsnog uitspraak op bezwaar te doen. De rechter had voorts bepaald dat de inspecteur een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de termijn overschrijdt (met een maximum van € 15.000).

Na de procedure bij de rechtbank heeft de inspecteur de belastingplichtige bij brief van 28 juli 2022 uitgenodigd voor een hoorgesprek op 1 of 2 augustus 2022. De belastingplichtige heeft niet op deze uitnodiging gereageerd. Vervolgens heeft de inspecteur binnen de door de rechtbank opgedragen termijn uitspraak op bezwaar gedaan.

Het oordeel van de Hoge Raad

De Hoge Raad stelt vast dat de inspecteur de belastingplichtige slechts enkele dagen de tijd heeft geboden om zich voor te bereiden op het hoorgesprek. De Hoge Raad heeft dat als een ‘onaanvaardbaar korte termijn’ bestempeld. De belastingplichtige heeft dan ook naar het oordeel van de Hoge Raad onvoldoende de gelegenheid gekregen om haar standpunt naar behoren kenbaar te maken.

Aangezien de inspecteur uitspraak op bezwaar heeft gedaan voordat het hoorgesprek heeft plaatsgevonden, heeft hij de hoorplicht geschonden. De Hoge Raad benadrukt hiermee dat het recht om te worden gehoord meer betekent dan slechts het formeel uitnodigen. Het gaat erom dat een belastingplichtige daadwerkelijk in staat wordt gesteld om zijn zienswijze naar behoren kenbaar te brengen.

De Hoge Raad voegt daar nog aan toe dat het niet relevant is dat deze belastingplichtige eerder bekend was met de voorgenomen uitspraak op bezwaar. Dat een belastingplichtige zich dus reeds vóór het ontvangen van de uitnodiging zou kunnen hebben voorbereiden is niet relevant. Het gaat om de voorbereidingstijd vanaf het moment dat de belastingplichtige wordt uitgenodigd voor een hoorgesprek.

Hoewel de Hoge Raad heeft geoordeeld dat de hoorplicht is geschonden, levert dat waarschijnlijk niet het gewenste resultaat op voor deze belastingplichtige. De hoogte van de aanslag was namelijk niet meer in geschil. De Hoge Raad heeft ‘slechts’ de uitspraak op bezwaar vernietigd en de zaak terugverwezen naar de inspecteur met de opdracht om de belastingplichtige alsnog te horen. De inspecteur kan daarna opnieuw uitspraak doen en krijgt dus een herkansing.

Hoewel het arrest voor deze belastingplichtige waarschijnlijk voelt als een pyrrusoverwinning, hoop ik dat hiermee wel is bewerkstelligd dat de inspecteur zich in de toekomst realiseert dat het horen van een belastingplichtige een essentieel onderdeel is van een zorgvuldige besluitvorming. Daarnaast kan onzorgvuldige besluitvorming uiteindelijk leiden tot onterechte of te hoge fiscale sancties. In dat geval is gespecialiseerd advies rondom fiscale boetes onmisbaar.

Wat is wel een ‘redelijke termijn’?

De Hoge Raad maakt in dit arrest duidelijk dat enkele dagen, vier of vijf dagen, voorbereidingstijd voor een hoorgesprek onvoldoende is. Dat roept de vraag op wat dan wel een redelijke termijn is. Daar heeft de Hoge Raad zich helaas niet over uitgelaten. Op die vraag is dan ook geen eenduidig antwoord te geven. Het uitgangspunt is dat een belastingplichtige voldoende tijd moeten hebben om zich goed voor te bereiden. De termijn hangt dus altijd af van de feiten en omstandigheden van het geval. In de praktijk wordt de hoorplicht in ieder geval al snel geschonden wanneer een belastingplichtige minder dan een week voorbereidingstijd krijgt. Dat is zeker het geval wanneer het een complexe zaak betreft.[2] Wanneer termijnen onder druk komen te staan of er sprake is van financiële afdwinging, speelt het specialisme invordering een belangrijke rol in de rechtsbescherming van de belastingplichtige.

Conclusie

De Hoge Raad heeft nogmaals onderstreept dat het recht om te worden gehoord niet slechts een formaliteit is maar een essentieel onderdeel van een zorgvuldige besluitvorming. Een uitnodiging voor een hoorgesprek met slechts enkele dagen voorbereidingstijd is onaanvaardbaar.

De advocaten van Jaeger Advocaten-belastingkundigen zijn gespecialiseerd in het procederen tegen de Belastingdienst. Heeft u een aanslag ontvangen of is deze reeds aangekondigd? Neem dan vooral contact op met Jurgen Scheltema of een van onze andere specialisten om uw zaak de bespreken.


[1] Rechtbank Den Haag, 14 september 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:21852.

[2] Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 20 oktober 20156, ECLI:NL:RBZWB:2016:6654.

Stuur een reactie naar de auteur