Aandeelhouder onterecht niet verzekerd voor werknemersverzekeringen; vergrijpboete.

Samenvatting


Belanghebbende is een financieel adviesbureau dat onder meer belastingaangiftes verzorgt. Tot 30
januari 2009 hield A, samen met zijn (inmiddels ex-)echtgenote, mevrouw C, 100% van de aandelen
in belanghebbende. Op 30 januari 2009 verkreeg de heer B 25% van de aandelen. In 2012 heeft
mevrouw C al haar aandelen overgedragen aan A, met als gevolg dat A 75% van de aandelen in
belanghebbende hield en B 25%. In 2014 hebben A en B schriftelijk bevestigd hetgeen zij in 2009
mondeling overeen waren gekomen:
–   B heeft het recht om 25% van de aandelen in belanghebbende over te nemen;
–   B kan op grond van zijn aandelenbezit en zijn recht op aankoop niet zonder meer ontslagen
worden;
–   B heeft evenveel stemrecht als A en C tezamen;
–   Het winstrecht van B is even groot als dat van A en C tezamen.
A en B voeren de directie over belanghebbende en staan bij haar op de loonlijst. A is niet verplicht
verzekerd voor de werknemersverzekeringen. Na een boekenonderzoek concludeert de inspecteur
dat B wel verplicht verzekerd is voor de werknemersverzekeringen; hij heeft een
arbeidsovereenkomst met en is geen directeur-grootaandeelhouder van belanghebbende. De
inspecteur legt naheffingsaanslagen premies werknemersverzekeringen op en vergrijpboetes van
15%. De naheffingsaanslagen zijn onherroepelijk vast komen te staan door een uitspraak van Hof
Amsterdam, die de beroepen tegen de vergrijpboetes echter weer heeft terugverwezen naar
Rechtbank Noord-Holland. Die rechtbank oordeelt met betrekking tot de boetes als volgt: aangezien
belanghebbende belastingaangiften verzorgt, mag verondersteld worden dat zij fiscale kennis heeft.
Ook mag dus worden aangenomen dat zij op de hoogte is van de stand van de jurisprudentie van
de Centrale Raad van Beroep, waarin sinds jaar en dag vast staat dat stemovereenkomsten zoals de
mondelinge afspraak tussen A en B de formele verhoudingen binnen een vennootschap niet
wijzigen. Daarmee staat vast dat een verzekeringsplicht bestond voor B. Het gevolg is dat
belanghebbende geen pleitbaar standpunt heeft en dat de naheffingsaanslagen aan de grove
schuld van belanghebbende zijn te wijten. De boeten zijn passend en geboden, maar wordt
verminderd wegens overschrijding van de redelijke termijn.
(Beroep gegrond.)

Commentaar


Regelmatig gaan procedures over de vraag in hoeverre de kennis en kunde van een adviseur aan
een belanghebbende kunnen worden toegerekend. In de onderhavige procedure is
belanghebbende zelf adviseur, namelijk een �nancieel adviesbureau in de ruimste zin des woords.
Verzorg je belastingaangiften, weet dan of mondelinge afspraken al dan niet formele verhoudingen
binnen een vennootschap (kunnen) wijzigen, alsook welke gevolgen dit heeft voor de
verzekeringsplicht. Deze kennis en kunde gaat wat mij betreft toch wel ver. Kennelijk vindt de
rechtbank dat dergelijke adviseurs ook de kennis en kunde in de ruimste zin des woords dienen te
hebben.

Dit bericht werd geplaatst in:

Stuur een reactie naar de auteur