Alleen te betalen bedrag navorderingsaanslag is relevant voor correctiebeleid

Aan belanghebbende is een navorderingaanslag IB/PVV over 2013 opgelegd. De inkomenscorrectie bedraagt na bezwaar € 1.106. Het te betalen bedrag is € 366. Belanghebbende is van mening dat op grond van het interne correctiebeleid van de Belastingdienst geen navorderingsaanslag opgelegd mag worden, omdat het te betalen bedrag minder dan € 450 is. Volgens de inspecteur is het inkomen met meer dan € 1.000 gecorrigeerd, zodat niet wordt voldaan aan de tweede cumulatieve inkomenseis. De rechtbank oordeelt dat de grens voor het opleggen van een navorderingsaanslag ligt bij een bedrag van meer dan € 450 aan te betalen belasting en dat alleen deze grens relevant is. De toevoeging tussen haakjes van ‘€ 1.000 inkomen’ is slechts een intern hulpmiddel om te bepalen of wellicht de € 450-grens aan na te vorderen belasting wordt overschreden. De rechtbank neemt in deze beoordeling art. 9.4 Wet IB 2001 mee, waarnaar in het correctiebeleid wordt verwezen. In dit artikel staat ook alleen het bedrag aan verschuldigde belasting centraal en niet de inkomenscorrectie. De rechtbank vernietigt de navorderingsaanslag. (Beroep gegrond.)

Commentaar
Het correctiebeleid van de Belastingdienst, vervat in de (interne) notitie ‘correctiebeleid versie 2.1’ van 30 maart 2011, beoogt te voorkomen dat er een bepaalde irritatie ontstaat bij de belastingplichtige door een aanslag op te leggen naar aanleiding van positieve correcties die slechts een gering bedrag aan te betalen belasting inhoudt. Indien sprake is van een gering bedrag, zal daarom niet zonder meer een (navorderings)aanslag worden opgelegd. In het geval van navordering wordt een bedrag van ‘€ 450 (c.q. € 1.000 inkomen)’ aangemerkt als een gering bedrag. Op dit punt is recentelijk enige jurisprudentie verschenen. Zo oordeelde de Hoge Raad (26 juni 2020, nr. 19/05091, NTFR 2020/2034) dat het grensbedrag van € 450 ook geldt wanneer de navorderingsaanslag door het aanwenden van rechtsmiddelen is verlaagd tot een bedrag van minder dan € 450. Hof Amsterdam (28 mei 2020, nrs. 19/00631 t/m 19/00633, NTFR 2020/2204) oordeelde eerder al dat het drempelbedrag van € 450 exclusief belastingrente is. Rechtbank Noord Nederland is in deze zaak geconfronteerd met de vraag hoe ‘€ 450 (c.q. € 1.000 inkomen)’ moet worden geïnterpreteerd. Oftewel: vormen het drempelbedrag aan te betalen belasting en de inkomenscorrectie een cumulatief vereiste voor het achterwege laten van een navorderingsaanslag?


De rechtbank heeft uit het correctiebeleid afgeleid dat het de opsteller erom te doen is geweest een absolute grens aan te betalen belasting te bepalen, beneden welke grens niet wordt gecorrigeerd. De inkomensdrempel is slechts opgenomen als hulpmiddel voor de belastingambtenaren om de toepassing van het beleid eenvoudiger te maken. Daarnaast wordt in het beleid expliciet verwezen naar art. 9.4 Wet IB 2001. In dit artikel wordt eveneens expliciet gesproken over ‘de verschuldigde belasting’. De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat de inkomenscorrectie van € 1.000 geen cumulatieve voorwaarde is. Op grond van het beleid is dus enkel de grens van € 450 aan navordering relevant voor het achterwege laten van een navorderingsaanslag. Hof Den Haag (10 december 2020, nr. 20/00481, ECLI:NL:GHDHA:2020:2416) heeft negen dagen later eveneens geoordeeld dat een navorderingsaanslag tot een maximum van € 450 in beginsel niet wordt opgelegd, ook al staat vast dat de aangebrachte inkomenscorrectie hoger is dan € 1.000.

Mr. T.J. (Thijs) Droog

Rechtbank Noord-Nederland 1 oktober 2020, nr. 19/993
NTFR 2021/332
ECLI:NL:RBNNE:2020:4212

Stuur een reactie naar de auteur