Belanghebbende hoefde niet te twijfelen aan de deskundigheid van zijn gemachtigde; geen grove schuld bij belanghebbende

Samenvatting


Belanghebbende heeft facturen met € 4.750 respectievelijk € 2.375 aan omzetbelasting uitgereikt aan de vennootschap waarin zij alle aandelen hield. De omzetbelasting vermeld op deze facturen is door de vennootschap als voorbelasting in aftrek gebracht. Deze omzetbelasting heeft belanghebbende niet op aangifte voldaan. De inspecteur heeft dit ontdekt bij een bij de vennootschap ingesteld onderzoek en heeft naheffingsaanslagen omzetbelasting en boeten opgelegd. De facturen en de aangiften omzetbelasting zijn opgesteld door een gemachtigde. Het hof is van oordeel dat de opgelegde boeten slechts in stand kunnen blijven als de inspecteur bewijst dat bij belanghebbende zelf sprake was van opzet of grove schuld. De inspecteur heeft niet bewezen dat belanghebbende in de keuze van en/of de samenwerking met zijn gemachtigde in zodanig ernstige mate onzorgvuldig is geweest dat hem zelf het verwijt van opzet of grove schuld treft. Gesteld noch gebleken is dat belanghebbende redenen had te twijfelen aan de deskundigheid of de zorgvuldige taakvervulling van zijn gemachtigde. Ook in het geval het belanghebbende was opgevallen dat gefactureerd werd met omzetbelasting maar geen aangiften voor de afdracht van omzetbelasting werden gedaan en hij daarover contact opnam met zijn adviseur, is er geen sprake van grove schuld. De boetebeschikkingen worden vernietigd.
(Hoger beroep gegrond.)


Commentaar


Opzet of grove schuld van een adviseur kan niet aan een belastingplichtige worden toegerekend wanneer het gaat om het opleggen van een besuturlijke boete. Dit volgt uit HR 1 december 2006, nr. 40.369, NTFR 2006/1710. Een van de argumenten van deze beslissing van de Hoge Raad was dat het strafrecht een dergelijke toerekening niet kent. Hierbij verwijst de Hoge Raad naar het IJzerdraad-arrest (HR 23 februari 1954, NJ 1954, 378) van de strafkamer. Wanneer een belastingplichtige een adviseur heeft ingeschakeld aan wie grove schuld of opzet kan worden toegerekend, kan dit samengaan met de mogelijkheid dat bij de belastingplichtige zelf ook opzet of grove schuld aanwezig is geweest. Van belang is daarbij of de belastingplichtige de zorg heeft betracht die redelijkerwijs van hem kan worden verwacht bij de keuze van zijn adviseur en bij de samenwerking met die adviseur (zie in dit kader ook HR 13 februari 2009, nr. 07/12891, NTFR 2009/421).
De strafkamer van de Hoge Raad benadrukt dat deze toerekeningscriteria slechts gelden voor de toerekening van gedragingen en/of nalatigheden en niet voor de toerekening van opzet.
In deze uitspraak beoordeelt Hof Amsterdam of de inspecteur geslaagd is in het bewijs dat bij de belastingplichtige sprake was van opzet en/of grove schuld. Het hof oordeelt dat de inspecteur in die bewijslast niet is geslaagd. De boetebeschikkingen worden dan ook vernietigd.


[1] Mr. M.H.W.N. Lammers is advocaat bij Hertoghs advocaten – belastingkundigen.


Bron: http://www.ndfr.nl/link/NTFR2011-2792
Datum: 25-4-2016 14:23:56

Dit bericht werd geplaatst in:

Stuur een reactie naar de auteur