Belastingrente als gevolg van fout in softwareprogramma terecht; gerechtshof amsterdam, nr. 16/00219

Samenvatting


In de door gemachtigde van belanghebbende ingediende aangifte IB/PVV 2012 is het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang door een fout in het softwareprogramma op nihil gesteld. Naar aanleiding van deze aangifte wordt door de inspecteur een voorlopige aanslag opgelegd. Na ontdekking van de fout wordt de aangifte opnieuw ingediend. Op 14 april 2015 stelt de inspecteur de aanslag IB/PVV 2012 vast. Tegelijkertijd is een beschikking belastingrente opgelegd van € 1.010. Met Rechtbank Noord-Holland is het hof van oordeel dat de inspecteur niet in strijd heeft gehandeld met het zorgvuldigheidbeginsel. De afwijking in de aangifte is immers veroorzaakt door een fout in de programmatuur van de door (de gemachtigde van) belanghebbende gekozen softwareleverancier en niet door een fout in de programmatuur van de inspecteur. Dat de inspecteur bij de oplegging van voorlopige aanslagen heeft gekozen voor een geautomatiseerde afhandeling maakt op zich ook niet dat de inspecteur onzorgvuldig heeft gehandeld. De inspecteur heeft terecht belastingrente in rekening gebracht.

(Hoger beroep ongegrond.)

Commentaar


Per 1 januari 2013 is het systeem van de belastingrente ingevoerd. Tot die tijd kenden we het systeem van de heffingsrente. Hoofdregel is dat belastingrente enkelvoudig wordt berekend en is verschuldigd indien er zes maanden zijn verstreken na afloop van het belastingjaar. Als de belastingplichtige belasting moet betalen en de Belastingdienst de aanslag vaststelt na 1 juli van het volgende belastingjaar, dan rekent de Belastingdienst belastingrente tot het moment van de uiterste betaaldatum (en dus niet tot de dagtekening van de aanslag). Een belastingplichtige is in sommige gevallen geen belastingrente verschuldigd. Die gevallen zijn:

  • Een te betalen voorlopige aanslag is vastgesteld op basis van een verzoek voor 1 juli (dus binnen zes maanden) volgend op het betreffende belastingjaar.
  • Een te betalen voorlopige aanslag is vastgesteld conform het verzoek van de belastingplichtige en het verzoek is voor 1 mei door de inspecteur ontvangen.
  • Een te betalen voorlopige aanslag is vastgesteld op basis van een aangifte voor 1 juli volgend op het betreffende belastingjaar.
  • Een te betalen voorlopige aanslag is vastgesteld conform de voor 1 april ingediende aangifte.
  • Een navorderingsaanslag is vastgesteld voor 1 juli van het jaar volgend op het tijdvak.

In deze zaak is de aangifte IB/PVV 2012 op 6 december 2013 ingediend. Volgens de regels van de belastingrente is de belastingplichtige dan vanaf 1 juli 2013 belastingrente verschuldigd. Die belastingrente is in eerste instantie berekend tot de uiterste betaaldatum van de voorlopige aanslag van 24 januari 2014. Later blijkt echter dat die voorlopige aanslag niet compleet was omdat het inkomen uit aanmerkelijk belang daarin niet was meegenomen. Als gevolg daarvan ontvangt de belastingplichtige later een nieuwe (definitieve) aanslag met daarin wel dat inkomen. Die aanslag is gedagtekend 14 april 2015. In de tussentijd is de belasting over het inkomen uit aanmerkelijk belang niet betaald. Dat zorgt ervoor dat de belastingplichtige een beschikking krijgt waarbij vanaf 1 juli 2013 tot de uiterste betaaldatum van de aanslag van 14 april 2015 alsnog belastingrente in rekening wordt gebracht. Dat is tegenwoordig een relatief duur grapje, want de belastingrente bedroeg in deze periode gedeeltelijk 3% en gedeeltelijk 4%.

De belastingplichtige probeert onder deze verschuldigde belastingrente uit te komen door het standpunt in te nemen dat de inspecteur niet zorgvuldig heeft gehandeld bij het vaststellen van de voorlopige aanslag. Het is de vraag of dat nu zo’n chique standpunt is. Uit de feiten blijkt namelijk dat in oktober 2013 al bekend was dat het programma, waarmee ook de aangifte van de belastingplichtige is ingediend, een fout bevatte. Die fout zorgde ervoor dat het inkomen uit aanmerkelijk belang niet werd meegenomen. De fout is hersteld, waardoor dit probleem vanaf medio oktober 2013 was verholpen. Kennelijk heeft de gemachtigde van de belastingplichtige de update van het programma niet gedraaid, want in december 2013 heeft hij met de oude versie van het programma de aangifte ingediend. Mijns inziens zou je dan eerder moeten zeggen dat de gemachtigde in deze kwestie wellicht niet de zorgvuldigheid heeft betracht die van hem mag worden verwacht.

Zowel rechtbank als hof stelt vast dat de inspecteur zorgvuldig heeft gehandeld. Daartoe stellen beide rechtscolleges dat de inspecteur een geautomatiseerd systeem mag gebruiken om de voorlopige aanslagen vast te stellen en dat de inspecteur ook ervan mocht uitgaan dat aangiften die na 15 oktober 2013 werden ingediend met het programma de fout niet meer zouden bevatten, omdat die was hersteld.

Hoewel het natuurlijk het recht van iedere belastingplichtige is om in bezwaar en beroep te gaan, is het de vraag of dat in deze zaak wel de juiste weg was. Had het niet meer voor de hand gelegen om de belastingadviseur aan te spreken op zijn fout en het grootste gedeelte van de verschuldigde belastingrente van € 1.010 (van de uiterste betaaldatum van de voorlopige aanslag van 24 januari 2014 tot en met de uiterste betaaldatum van de aanslag van 14 april 2015) bij hem te claimen?

[1] Mr. M.H.W.N. Lammers is advocaat bij Jaeger advocaten-belastingkundigen te Amsterdam.
[2] De auteur is advocaat bij Jaeger Advocaten-belastingkundigen te Amsterdam.

Dit bericht werd geplaatst in:

Stuur een reactie naar de auteur