Beroep gedupeerde toeslagenaffaire inzake ‘lichte toets’ niet-ontvankelijk omdat na een integrale toets alsnog compensatie is toegekend

NTFR 2024/49

Samenvatting

Belanghebbende heeft een aanvraag gedaan tot herbeoordeling van het recht op kinderopvangtoeslag. In de eerste lichte toets van de aanvraag is aan belanghebbende geen compensatiebedrag toegekend. Na de lichte toets is op grond van de herstelregeling een integrale toets uitgevoerd waarbij belanghebbende als gedupeerde is erkend en komt zij wel in aanmerking voor een compensatiebedrag.

Tussen partijen is in geschil of het beroep van belanghebbende tegen de afwijzing van het bezwaar tegen het oordeel op grond van de lichte toets ontvankelijk is.

De bestuursrechter van de rechtbank Den Haag overweegt dat de aanwezigheid van een formeel belang of een principieel belang niet voldoende is om een daadwerkelijk procesbelang aan te nemen. Nu aan belanghebbende, na de erkenning van belanghebbende als gedupeerde, het compensatiebedrag is toegekend, kan zij met haar beroep tegen de afwijzing op grond van de lichte toets niet in een gunstigere positie geraken. De rechtbank oordeelt dan ook dat belanghebbende geen belang heeft bij het beroep inzake de lichte toets en dat het beroep niet van rechtswege mede is gericht tegen het besluit op grond van de integrale toets.

(Beroep niet-ontvankelijk.)

Noot

Een gedupeerde toeslagenouder krijgt alweer het deksel op de neus, want in deze zaak blijkt haar beroep niet-ontvankelijk. Terecht? Even wat achtergrond. Een ouder die meent in de toeslagenaffaire gedupeerd te zijn, meldt zich bij de Belastingdienst Toeslagen. Daar wordt binnen een halfjaar een zogenoemde lichte toets gedaan. Het doel daarvan is globaal te kijken of iemand inderdaad gedupeerd is. Zo ja, dan krijgt de ouder alvast het forfaitaire bedrag van € 30.000. En, niet onbelangrijk: vanaf dat moment worden schulden kwijtgescholden en komt de ouder in aanmerking voor brede hulp van de gemeente. De volledige beoordeling van de zaak van de ouder – ‘integrale beoordeling’ genoemd – komt later. Dan wordt definitief vastgesteld of een ouder gedupeerde is (indien niet, dan geen compensatie) en zo ja, hoeveel compensatie wordt uitbetaald. Dat is dan in ieder geval minimaal € 30.000.

Ouders die ervan overtuigd zijn dat ze gedupeerd zijn maar worden afgewezen bij de lichte toets, zijn daar vaak zeer ontstemd en emotioneel over. Een bezwaarprocedure is dan aangewezen. Omdat de beslistermijn in deze kwesties door de Belastingdienst stelselmatig niet wordt gehaald, hebben deze procedures zelden effect. Meestal wordt het bezwaar tegen de lichte toets ingehaald door de integrale beoordeling, waarna er voldoende duidelijkheid is of de ouder wel of niet gedupeerd is en recht heeft op compensatie. Dan wordt het bezwaar tegen de (afgewezen) lichte toets meestal ingetrokken.

In deze zaak is echter na anderhalf jaar wachten op 20 december 2022 dan toch het bezwaar tegen de afwijzing van de lichte toets behandeld en afgewezen. Dat betekent dat de ouder dus (voorlopig) niet als gedupeerde wordt beschouwd en geen recht heeft op de € 30.000. Daarin is de normale procedure met een hoorzitting bij de bezwaaradviescommissie gevolgd. Die achtte de ouder wel gedupeerd. Vervolgens ging de Belastingdienst contrair aan het advies van de bezwaaradviescommissie door het bezwaar toch af te wijzen. Twee maanden later, op 20 februari 2023, werd het resultaat van de integrale beoordeling bekend en bleek de ouder volgens de Belastingdienst toch gedupeerd te zijn. Bij beide beslissingen was dezelfde informatie beschikbaar.

Had de ouder nu nog belang bij een beroep tegen die afwijzing van de lichte toets? Ik kan me er alles bij voorstellen dat de ouder (of de advocaat) meent dat hier iets zodanig is misgegaan dat er sprake is van een zaakoverstijgende vraag: welke

motiveringseisen gelden er als de Belastingdienst een ouder bij de lichte toets afwijst en de ouder daartegen bezwaar maakt? Het heeft er op zijn minst de schijn van dat de Belastingdienst om onduidelijke en mogelijk ondeugdelijke redenen negatief heeft geoordeeld in het bezwaar tegen de lichte toets.

De rechtbank is het echter eens met de Belastingdienst: de ouder heeft niets meer te winnen bij gelijk krijgen omdat een positief oordeel bij het bezwaar tegen de (afwijzing van de) lichte toets niets kan veranderen aan de compensatie die de ouder krijgt. Immers: de uitkomst van de lichte toets is óf € 30.000 óf voorlopig niks, de integrale beoordeling geeft het definitieve oordeel en het precieze compensatiebedrag, dat bij gedupeerdheid in ieder geval minimaal € 30.000 is. Dat is dan ook het bedrag dat deze ouder na de integrale beoordeling heeft gekregen, en meer zat er niet in.

Een (emotioneel) belang bij een principieel oordeel van de bestuursrechter is onvoldoende voor het aannemen van procesbelang, aldus de rechtbank. De Raad van State oordeelde in de door de rechtbank aangehaalde zaak: ‘De bestuursrechter is slechts gehouden tot inhoudelijke beoordeling van een bij hem ingediend (hoger) beroep tegen een besluit van een bestuursorgaan indien de indiener daarbij een actueel en reëel belang heeft. Indien dat belang is vervallen, is de bestuursrechter niet geroepen uitspraak te doen uitsluitend wegens de principiële betekenis daarvan.’ Toch oordeelt de rechtbank hier mijns inziens wel wat kort door de bocht. De toeslagenaffaire draait om ouders die institutioneel vooringenomen zijn behandeld en nergens hun recht konden halen. Als een ouder meent dat dit gedrag ook in de herstelprocedure wordt voortgezet en hij juist daarom een principieel oordeel wenst van de bestuursrechter over een stap in die procedure, is dat voor die ouder wel degelijk een actueel en reëel belang. Dat belang ziet op de vraag of de lichte toets en de wijze waarop de Belastingdienst die uitvoert en afwijzende beslissingen motiveert, wel juist zijn. In het kader van het herstelproces in de kinderopvangtoeslagaffaire is herstel meer dan alleen een financieel belang: het gaat ook om serieus genomen worden en om gehoor vinden als de overheid of de Belastingdienst een ouder niet fair behandelt. Een actueel en reëel belang kan ook uit iets anders bestaan dan een materieel gunstiger positie.

Praktisch geredeneerd had de advocaat het door de rechtbank vereiste procesbelang wel kunnen beargumenteren. Als het oordeel op de lichte toets achteraf toch positief had moeten zijn, zou de ouder al op 29 april 2021 de beschikking hebben gekregen over die € 30.000. Nu is dat bedrag pas op 20 februari 2023 toegekend, terwijl niet automatisch rente wordt vergoed. In de kinderopvangtoeslagzaken krijgen ouders belastingrente vergoed over misgelopen en teruggevorderde toeslagen.         Daarmee loopt de ouder in ieder geval twintig maanden belastingrente mis, toch een behoorlijk bedrag. In een andere zaak (niet gepubliceerd) is dit inmiddels door de Belastingdienst erkend. Door de belastingrente bij beroep te eisen was er wel een (financieel) procesbelang ontstaan, al was het echte procesbelang hier wellicht meer gelegen in de wens dat de Belastingdienst zich zou verantwoorden voor de wijze waarop het herstelproces voor deze ouder was toegepast. Die verdient namelijk geen schoonheidsprijs.

Voetnoten

1) .      Art. 2.2 onderdeel g Wet hersteloperatie toeslagen en art. 27 Awir.

Stuur een reactie naar de auteur