Bestuurlijke afdoening of strafrechtelijke afdoening

Zodra een redelijk vermoeden bestaat dat een fiscale overtreding heeft plaatsgevonden, moet de fiscus bepalen hoe hij daartegen optreedt. Is nader (opsporings-)onderzoek noodzakelijk om tot afdoening over te gaan? Wat is de omvang van de overtreding, wat is het benadelingsbedrag? Is er opzet in het spel? Al deze zaken zijn van belang voor de keuze tussen een bestuurlijke afdoening en een strafrechtelijke afdoening.

Houdt u zich niet aan de fiscale regels, dan heeft de Belastingdienst grofweg twee mogelijkheden om dat aan te pakken. Allereerst kan de fiscus besluiten om zelfstandig een verzuim- of vergrijpboete op te leggen (bestuurlijke afdoening). Ten tweede kan de Belastingdienst de zaak overdragen aan het Openbaar Ministerie (OM), die de zaak dan verder kan vervolgen (strafrechtelijke afdoening). Wanneer komt een fiscale overtreding in aanmerking om strafrechtelijk te worden vervolgd?

Opleggen boete door de Belastingdienst

De Belastingdienst zal elke overtreding van de fiscale regels apart moeten beoordelen. Als sprake is van een lichte overtreding voor bepaalde belastingsoorten, kan de Belastingdienst zelf een verzuimboete opleggen. Dit geldt bijvoorbeeld als u niet verzoekt om toezending van een aangifte of de aangifte niet op tijd inlevert.

Als een aanslag te laag is vastgesteld of te weinig belasting is geheven, terwijl dit te wijten is aan grove schuld of opzet van de belastingplichtige, kan de Belastingdienst overgaan tot het opleggen van een vergrijpboete. Een vergrijpboete kan, afhankelijk van de mate van verwijtbaarheid, oplopen tot 100% van het na te vorderen of na te heffen bedrag. Om het zogenoemde ‘zwartsparen’ te ontmoedigen, kan de fiscus zelfs boetes opleggen tot 300% van de belasting die u opzettelijk heeft verzwegen.

Strafrechtelijke vervolging

Gaat het om zwaardere gevallen, dan kan de fiscus de zaak voordragen aan het OM. Grofweg geldt dit voor de gevallen waarin sprake is van opzettelijk handelen en de samenleving voor een relatief hoog bedrag is benadeeld of had kunnen worden. Een overtreding kan daarnaast voor een strafrechtelijke afdoening in aanmerking komen als behalve de overtreding van de fiscale regelgeving er aanvullende omstandigheden zijn waardoor een zaak meer gewicht krijgt. Het doel is evenwel om tot een zo effectieve en efficiënt mogelijke handhaving te komen.

Afdoeningsbeleid fiscale misdrijven

Om een goede afweging te maken tussen een bestuurlijke boete of strafrechtelijke afdoening, is beleid opgesteld. Het Protocol aanmelding en afdoening van fiscale delicten en delicten op het gebied van douane en toeslagen (Protocol AAFD) is beleid dat is opgesteld om een goede afweging te maken tussen een bestuurlijke boete of strafrechtelijke afdoening.

Nadeelbedrag

Het beleid komt er in het kort op neer dat als er sprake is van een nadeelbedrag van € 100.000 of meer en het vermoeden bestaat dat opzet in het spel is, de fiscus de zaak aanmeldt voor strafrechtelijke afhandeling. Het nadeelbedrag voor de fiscus kan ook bestaan uit een te hoog aangegeven verlies. Het is verder niet noodzakelijk dat het nadeel ook daadwerkelijk is geleden. Is het nadeel minder dan € 100.000, dan leidt dat tot een bestuursrechtelijke afdoening door de Belastingdienst. Hierop bestaat een uitzondering als er een of meerdere aanvullende wegingscriteria aanwezig zijn.

Wegingscriteria

Als geen sprake is van een nadeelbedrag van minimaal € 100.000 maar bij het fiscale delict wel een of meer wegingscriteria van toepassing zijn, dan zal de fiscus op basis het beleid de zaak moeten voorleggen aan het OM voor strafrechtelijke afdoening. Veelvoorkomende wegingscriteria zijn:

Impact op de maatschappij

Heeft een zaak een grote impact op de samenleving, dan kan een strafrechtelijke afdoening de voorkeur hebben. U kunt daarbij bijvoorbeeld denken aan zaken die een gevaar zijn voor de volksgezondheid of veiligheid of die de integriteit van het financiële verkeer aantasten. Het kan bij dit criterium ook gaan om zaken waarin onschuldige of naïeve burgers worden geschaad. Dit is bijvoorbeeld het geval bij piramidespelen of bij uitbuiting van werknemers. In deze situaties behaalt een verdachte concurrentievoordeel ten opzichte van fiscaal wel integere personen of heeft de fraude een olievlekwerking binnen een branche waardoor strafrechtelijke handhaving meer voor de hand ligt.

Voorbeeldfunctie

Als een verdachte regionaal of landelijk een maatschappelijk aansprekende of bekende persoon is, kan dit reden zijn om een zaak strafrechtelijk af te doen. Het kan hierbij ook gaan om bijvoorbeeld burgemeesters, wethouders of politieke vertegenwoordigers (openbare ambt).

Tot deze groep behoren ook personen die beroepsmatig invloed hebben op het handelen van derden of op de financiële integriteit van geldstromen zoals onder andere advocaten, adviseurs, accountants en notarissen.

Recidive

Recidive is ook een aspect waardoor een zaak eerder voor strafrechtelijke afdoening in aanmerking komt. Er is sprake van recidive als iemand in de afgelopen vijf jaar is veroordeeld voor een financieel (niet per se aan de Belastingdienst gerelateerd) delict, dan wel aan hem een boete of strafbeschikking is opgelegd of met hem een transactie is overeengekomen.

De termijn van dit wegingscriterium vangt uitdrukkelijk niet aan op het pleegmoment. Het gaat om de tijd tussen de onherroepelijke sanctie en de vermoedelijke datum van het plegen van het nieuwe strafbare feit.

Verhaal onmogelijk

Als de fiscus voorziet dat een opgelegde boete oninbaar is, kan dit reden zijn om tot strafrechtelijke afdoening over te gaan. In het strafrecht is het namelijk ook mogelijk om naast het opleggen van een boete alternatieve straffen opgelegd te krijgen zoals een taakstraf of detentie.

Combinatie van delicten

Ook eventuele andere delicten wegen mee bij de keuze om een zaak al dan niet strafrechtelijk af te handelen. Het gaat hierbij volgens het beleid om gedragingen die in enig verband kunnen staan met strafbare gedragingen op het terrein van de fiscaliteit, douane of toeslagen. Denk hierbij aan misdrijven zoals omkoping (steekpenningen), faillissementsfraude, verduistering, handel in drugs, etc. Voor valsheid in geschrifte geldt een uitzondering. Als de Belastingdienst ten behoeve van een valse aangifte een valse factuur krijgt overgelegd, is dat geen ‘ander delict’. Het voegen van valse facturen in een bedrijfsadministratie is dat echter weer wel.

Waarheidsvinding

Soms levert een boekenonderzoek een verdenking op die nog onvoldoende grond oplevert voor een bestuurlijke afdoening. Het kan dan nodig zijn om de verdenking nader te onderzoeken door middel van bevoegdheden en dwangmiddelen die in het strafrecht voorhanden zijn. Ook dit is een reden om te kiezen voor een strafrechtelijke afdoening.

Kritiek op het Protocol AAFD

De afgelopen jaren zijn er steeds meer open normen opgenomen in het beleid. Het is daardoor lastig om te voorspellen of de Belastingdienst een zaak bestuursrechtelijk of strafrechtelijk gaat afdoen. Daarnaast is het daardoor bijna onmogelijk om de keuze van de fiscus te toetsen en met succes aan te vechten. Zo is elk delict wel te plaatsen onder een van de vele wegingscriteria. Daarbij is ook in het beleid opgenomen dat bijzondere omstandigheden reden kunnen zijn om af te wijken van het beleid.

Consequenties keuze bestuursrechtelijke afdoening of het strafrecht

Dit schuurt omdat de keuze tussen een bestuursrechtelijke afdoening of het strafrecht vergaande consequenties kan hebben. De meest in het oog springende consequentie is natuurlijk dat bij een strafrechtelijke vervolging gevangenisstraf boven het hoofd hangt. Dit terwijl in het bestuursrecht het handhavingsarsenaal is beperkt tot boeteoplegging.

Motivering keuze: ‘interne informatie’

Vooral in strafrechtelijke procedures kan het daarom van belang zijn om de keuze om niet voor bestuursrechtelijke afdoening te kiezen gemotiveerd te krijgen. Blijkt de keuze namelijk onjuist te zijn, dan is het OM niet-ontvankelijk. Van het OM kan dan ook worden verlangd om de keuze toe te lichten. De onderliggende stukken op basis waarvan de keuze is gemaakt, worden in de regel echter niet verstrekt. Het zou namelijk gaan om interne informatie. Dit terwijl deze bij uitstek duidelijk kunnen maken wat nou de aanleiding is voor de verdenking, wanneer de verdenking is opgekomen en of er – dus – tijdig is gewezen op het zwijgrecht. Wel kunnen de beginselen van een behoorlijke procesorde vereisen dat het OM uitlegt wat tot de keuze voor het strafrecht heeft geleid.

Stuur een reactie naar de auteur