Geen boete als ondanks herhaald verzoek het aangiftebiljet niet wordt uitgereikt

Samenvatting

Belanghebbende drijft sinds augustus 2004 een onderneming. Aan haar is een aangiftebiljet loonbelasting voor het vierde kwartaal 2004 uitgereikt, maar voor de maanden augustus en september 2004 heeft zij, ondanks herhaaldelijk verzoek, nimmer een aangiftebiljet ontvangen. De inspecteur heeft aan belanghebbende over voormelde twee maanden een naheffingsaanslag loonbelasting alsook een boete opgelegd wegens het niet betalen van de verschuldigde loonbelasting. Belanghebbende vecht de boete aan. Op grond van de stukken acht de rechtbank niet aannemelijk dat belanghebbende aan de inspecteur bewust informatie over en/of de betaling van de verschuldigde belasting heeft willen onthouden. De rechtbank overweegt dat het niet betalen van de loonbelasting zijn oorzaak vond in het, ondanks herhaaldelijke verzoeken, niet uitreiken van een aangiftebiljet en het daardoor ontbreken van een betalingskenmerk, zonder welk kenmerk, blijkens de gepubliceerde informatie van de Belastingdienst, betaling niet mogelijk is. Dit leidt de rechtbank tot het oordeel dat belanghebbende niet een zodanig ernstig verwijt kan worden gemaakt dat sprake is van grove schuld. (Beroep gegrond.)

Commentaar (mr. I.R.J. Thijssen)

In een ideale wereld draagt een werkgever de door hem ingehouden loonbelasting af aan de ontvanger, terwijl hij gelijktijdig aangifte doet bij de inspecteur. Hoewel deze aangifteverplichting en deze afdrachtverplichting afzonderlijke verplichtingen zijn, verkeerde de werkgever in het onderhavige geval – en volgens de rechtbank terecht – in de veronderstelling dat afdracht zonder (reguliere) aangifte onmogelijk was. De rechtbank oordeelde dan ook dat geen sprake was van grove schuld ter zake van het niet betalen van de af te dragen loonbelasting en vernietigde de door de inspecteur opgelegde vergrijpboete. Opvallend in deze procedure was dat de inspecteur zich er niet van heeft kunnen weerhouden om – in weerwil van hetgeen ook de staatssecretaris heeft verkondigd in zijn besluit 25 augustus 2008 (DGB 2008-03325U, NTFR 2008/1671) – het standpunt in te nemen dat de vergrijpboete alsnog in stand zou moeten blijven omdat de werkgever niet alsnog een suppletieaangifte had ingediend. In 2004 bestond er voor de loonbelasting geen wettelijke verplichting tot het doen van een suppletieaangifte en kon dus ook geen boete worden opgelegd indien een werkgever van een suppletieaangifte had afgezien (zie hierover P. Fortuin, ‘Niet doen van suppletieaangifte: wel of geen boete?’, NTFR 2009/1983). Thans bestaat er nog steeds geen suppletieverplichting, maar met ingang van 1 januari 2006 bestaat er in sommige gevallen wel een correctieverplichting voor een werkgever. Op het moment dat een werkgever constateert dat hij in de afgelopen vijf jaren een onjuiste of onvolledige aangifte heeft gedaan, dient hij gelijktijdig met zijn eerstvolgende aangifte loonbelasting een correctiebericht in te sturen (art. 28a Wet LB 1964). Vervolgens dient de werkgever de achterstallige loonbelasting, gelijktijdig met de op die eerstvolgende aangifte af te dragen loonbelasting, alsnog te betalen (art. 28a, lid 6, Wet LB 1964). Het feit dat er destijds te weinig of laat is betaald (en dus niet was voldaan aan de afdrachtverplichting), wordt door het correctiebericht van de werkgever – of beter gezegd: door de daarmee samenhangende betaling – niet geheeld. Maar wanneer het correctiebericht tevens kan worden aangemerkt als een vrijwillige verbetering is zowel een verzuimboete (art. 28b, lid 4, Wet LB 1964 jo. art. 67b AWR) als een vergrijpboete (art. 67n AWR) niet aan de orde.

Gepubliceerd in: NTFR

Dit bericht werd geplaatst in:

Stuur een reactie naar de auteur