Hof treedt buiten verwijzingsopdracht

 NTFR2011/1088 Hoftreedtbuiten verwijzingsopdracht Conclusie A-GIJzerman24maart2011,nr.10/03793 Belastingjaar/tijdvak Wetsartikelen 2010Brondocument AWR-art. 29e Awb-art. 8:69 mr. M.H.W.N. Lammers Auteur LJN ECLI BQ0540 ECLI:NL:PHR:2011:BQ0540 ECLI:NL:HR:2011:BQ0540 Samenvatting Ditis de tweede cassatieprocedure indeze zaak.Hetmateriële geschilzag op hetbedrag vande door belanghebbende wegens invoer vaneenauto uitBelgië verschuldigde BPM.Indeze tweede cassatieprocedure gaathetalleennog om de door hetverwijzingshofaan belanghebbende toegekende vergoeding vande werkelijk gemaakte kostenvanrechtsbijstand inde bezwaarfase.Daartegenrichtzich hetonderhavige (tweede) beroep incassatie. Inhoger beroep is door HofDenBosch(NTFR2009/1721) hetverzoek vanbelanghebbende om vergoeding vande werkelijke kosten vande bezwaarfase afgewezen.Dathofheeftde hoogte vandie kostenforfaitair vastgesteld.Heteerste beroep incassatie,zoals ingesteld door belanghebbende,zietop de door HofDenBoschgehanteerde berekening vande BPM.Inditberoep incassatie heeft belanghebbende nietgeklaagd over hetafwijzenvanvergoeding vande werkelijke kostenvanrechtsbijstand inde bezwaarfase.Bij arrestheeftde Hoge Raad (NTFR2010/676) de uitspraak vanHofDenBoschvernietigd wegens onjuiste berekening vanBPM,met eendaarop ziende verwijzing naar HofArnhem. Inde procedure na verwijzing bijHofArnhem heeftbelanghebbende weer verzochtom vergoeding op basis vande werkelijke kosten vanrechtsbijstand inde bezwaarfase.Ditverwijzingshof(NTFR2010/2070) heeftdatverzoek welgehonoreerd. Tegendeze uitspraak is hetonderhavige tweede beroep incassatie gericht,inhoudende datHofArnhem metzijnbeslissing,na verwijzing,omtrentvergoeding anders danvolgens forfaitaire normen,processueelonjuistheeftgehandeld,aangezienbelanghebbende inheteerste beroep incassatie nietheeftgeklaagd over hetniettoekennenvanvergoeding vanwerkelijke kostendoor HofDenBosch, zodatditoordeelonherroepelijk is komenvastte staan.De staatssecretaris steltdathethofdaarmee buitende verwijzingsopdrachtis getreden. Als hoofdregelgeldtdathetverwijzingshofgebondenis aande incassatie nietoftevergeefs bestredenoordeleninde vernietigde hofuitspraak.Die oordelenzijndaarmee definitiefkomenvastte staan.Indienhetverwijzingshofnietteminovergaattothernieuwde beoordeling daarvan,treedthetverwijzingshofinprincipe buitende verwijzingsopdracht.Inverband daarmee is eendergelijke uitspraak inbeginselvatbaar voor cassatie. Inde procedure na verwijzing zijndaarop bepaalde uitzonderingenmogelijk.Daarbijgaathetom ontwikkelingenwaarmee partijen redelijkerwijze nieteerder inde procedure rekening kondenhouden.Bijvoorbeeld omdatdie ontwikkelingenwordenopgeroependoor de inhoud vanhetverwijzingsarrest.Ofdoor nieuwe wetgeving ofjurisprudentie,waaronder Europeesrechtelijke,opgekomenna de vernietigde hofuitspraak.Ook nadienopgekomengewijzigde feitelijke verhoudingenkunneneenrolspelen.Indiendergelijke uitzonderingenzichineenbepaald gevalvoordoenzalde Hoge Raad daarvanveelalmelding makeninde verwijzingsopdracht. Eenverwijzingshofis aldus gebondenaande verwijzingsopdrachtvande Hoge Raad.Hetverwijzingshofmoetzichinprincipe beperken toteennadere beoordeling vande feitelijke puntenwaarvoor is verwezen. Inde onderhavige procedure zietde verwijzingsopdrachtnietop de vraag ofbelanghebbende rechtheeftop vergoeding vande werkelijk gemaakte kostenvanrechtsbijstand inde bezwaarfase.Datvindtzijnoorzaak inhetfeitdatbelanghebbende heeftnagelatenhaar eerder inhoger beroep verworpenaanspraak op eendergelijke vergoeding inhetkader vanhaar (eerste) beroep incassatie voor te leggenaande Hoge Raad.Bijzondere omstandighedenals voornoemd doenzichincasunietvoor.DatbetekentdatHofArnhem door aanbelanghebbende niettemineenvergoeding als voornoemd toe te kennende grenzenvanzijntaak als verwijzingshofheeft overschreden.Hetdaartegengerichte cassatiemiddelslaagt. De conclusie strektertoe dathetberoep incassatie vande staatssecretaris gegrond dientte wordenverklaard. Commentaar 1.Indeze procedure gaathetover de vraag ofHofArnhem buitende verwijzingsopdrachtvande Hoge Raad is getreden.Kernvanhet geschilis hetverzoek om vergoeding vande proceskosteninde bezwaarfase.Inhoudelijk gaatde procedure over de vraag ofde BPM op de juiste wijze is berekend. 2.De belanghebbende heeftinde bezwaarfase verzochtom vergoeding vande werkelijke proceskosten.De inspecteur,Rechtbank Breda enHofDenBoschzijnvanoordeeldatde proceskostenop basis vanhetforfaitaire systeem vanhetBesluitproceskosten bestuursrechtmoetenwordenvergoed. 3.Tegende uitspraak vanHofDenBoschheeftde belanghebbende beroep incassatie ingesteld.Uitde conclusie vanA-GIJzerman kanafgeleid wordendatde belanghebbende zijnberoep incassatie heeftbeperkttotde berekeningswijze vande BPM.Over de hoogte vande proceskostenvergoeding inbezwaar heeftde belanghebbende geencassatiemiddelgeformuleerd. 4.De Hoge Raad is vanoordeeldatde BPM nietop de juiste wijze is berekend,verklaarthetberoep incassatie gegrond,vernietigtde uitspraak vanhetgerechtshofenverwijsthetgeding naar HofArnhem ter verdere behandeling enbeslissing vande zaak met inachtneming vanditarrest. 5.De beperkte taak vande verwijzingsrechter brengtmetzichdathijnietalleenis gebondenaande door partijenvastgestelde omvang vande rechtsstrijd,maar dathijook gehoudenis aande grenzenvande verwijzingsopdrachtvande Hoge Raad. 6.A-GIJzermanis vanoordeeldatde belanghebbende inde verwijzingsprocedure zijnverzoek tottoekenning vaneenvergoeding van de werkelijke proceskosteninbezwaar nietkanherhalen.Hijverwijsthiervoor naar de inhoud vande cassatiemiddelen.Er is geen cassatiemiddelgerichttegende beslissing vanHofDenBoschover de vergoeding vande proceskosteninbezwaar.Als gevolg daarvanvormtditgeenonderdeelvande rechtsstrijd meer. 7.Hierbijkanechter de vraag gesteld wordenwatde omvang vande rechtsstrijd is.De Hoge Raad heeftde uitspraak vanHofDen Boschvernietigd enheeftbepaald datHofArnhem de zaak ter verdere behandeling enmetinachtneming vanhetarrestmoetoppakken. 8.Hetverwijzingsarrestvande Hoge Raad is echter infeite voor meerderde uitleg vatbaar.Enerzijds kande uitleg vanA-GIJzerman gevolgd wordendathetverzoek om proceskostenvergoeding inde bezwaarfase inde verwijzingsprocedure nietmeer betrokkenkan wordennudatgeenonderdeelvormde vanhetberoep incassatie.Anderzijds kanook verdedigd wordendatdoor de vernietiging van de uitspraak vanHofDenBoschook de daarinopgenomenbeslissing omtrentde vergoeding vande proceskostenvergoeding inde bezwaarfase is vernietigd.De rechter dientalle grievenvande belanghebbende te behandelenendaarover eenoordeelte vellen.Indit gevalis door de vernietiging vande uitspraak vanHofDenBoschhetoordeelover hetverzoek totvergoeding vande werkelijke proceskosteninbezwaar komente vervallen.Hiervoor dienteennieuwoordeelinde plaats te komen.HofArnhem lijktdie leemte te hebbenwillenopvullendoor eennieuwe beslissing te nemenop hetverzoek. 9.Ofde Hoge Raad deze tweede uitleg vande verwijzingsopdrachtvoor ogenheeftgehad,moetwordenafgewacht. [1]Mr.M.H.W.N.Lammers is advocaatbijHertoghs advocaten– belastingkundigen. Bron:http://www.ndfr.nl/link/NTFR2011-1088 Datum:25-4-2016 14:04:27 Alle rechten voorbehouden. Alle auteursrechten en databankrechten van deze tekst worden uitdrukkelijk voorbehouden. Deze rechten berusten bij Sdu Uitgevers. Niets uit NDFRmag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand ofopenbaar gemaakt in enige vorm ofop enige wijze, hetzij elektronisch,mechanisch, door fotokopieën, opnamen ofenige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. All rights reserved. No part ofthis publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise, without the publisher’s prior consent.
Dit bericht werd geplaatst in:

Stuur een reactie naar de auteur