Hofuitspraak niet strijdig met hofuitspraak over eerder belastingjaar

 NTFR2010/1069 Hofuitspraak nietstrijdig methofuitspraak over eerder belastingjaar Hoge Raad09april2010,nr.08/02026 1998/2000Brondocument Awb-art. 3:3 mr. I.R.J. Thijssen 2010/182 BM0472 Belastingjaar/tijdvak Wetsartikelen Auteur BNB LJN ECLI ECLI:NL:HR:2010:BM0472 Samenvatting Belanghebbende drijfteenpostzegelhandelenis enig aandeelhouder vaneenbv.Voor de postzegelhandelleentbelanghebbende bedragenvande bv.Deze leningenzijninrekening-courantbijde bvverwerkt.Over deze leningenheeftbelanghebbende metde inspecteur eenvaststellingsovereenkomstgesloten.Daarinis onder meer bepaald datvanaf1997 jaarlijks eenminimumbedrag aan rente enaflossing wordtbetaald,endatals ditnietgebeurt,sprake is vaneennettowinstuitdeling.In1997 heeftbelanghebbende in afwijking vande vaststellingsovereenkomstgeenrente betaald ente weinig afgelost.De inspecteur heeftheteind 1997 openstaande bedrag op de rekening-courantvanf979.852 volledig als winstuitdeling aangemerkt.Inde beroepsprocedure over die aanslag heeft belanghebbende ter zitting betoogd dathetinkomenf989.838 moestbedragen.De inspecteur heeftgesteld dathijde vaststellingsovereenkomstverkeerd heeftgelezenendatbijnader inzienslechts eenbedrag vanf56.393 als winstuitdeling in aanmerking moetwordengenomen,endathetinkomendientengevolge op f299.484 moetwordengesteld.HofAmsterdam (NTFR 2004/1336) steltnaar aanleiding vande gewijzigde standpuntenvastdatvoor 1997 geengeschilmeer bestaatover de hoogte vande aanslag.Inde jaren1998 en2000 heeftbelanghebbende wederom geenaflossingenenrentebetalingengedaan.De inspecteur heeft meteenberoep op de vaststellingsovereenkomstwederom winstuitdelingengesteld.Incassatie betoogtbelanghebbende datde hofuitspraak over 1997 meebrengtdatde rekening-courantschuld per 1 januari 1998 nietmeer bestond.Volgens de Hoge Raad faaltdit betoog nuhethofinde procedure over 1997 nietis toegekomenaande beoordeling vande gevolgenvande vaststellingsovereenkomst. Feiten 3.1.Incassatie kanvanhetvolgende wordenuitgegaan. 3.1.1.Inde onderhavige jarenhandelde belanghebbende inpostzegels.Tevens was belanghebbende onder meer enig aandeelhouder vanA bv(hierna:de bv). 3.1.2.Tenbehoeve vande postzegelhandelheeftbelanghebbende bedragengeleend vande bv,welke leningenzijnverwerktinde rekening-courantvanbelanghebbende bijde bv. 3.1.3.Metbetrekking totdeze leningenhebbenbelanghebbende,de bvende Inspecteur inapril1997 eenvaststellingsovereenkomst geslotenwaarinonder meer is bepaald datingaande 1 januari 1997 jaarlijks eenminimumbedrag aanrente enaflossingenop de leningendaadwerkelijk betaald wordt.Verder is inde vaststellingsovereenkomsthetvolgende bepaald: ‘Indienultimo vanenig jaar eenschuld bestaatdie strijdig is metwathierbovenis overeengekomen,danzalhetafwijkende gedeelte op genoemd tijdstip als netto winstuitdeling wordenaangemerktenzalde bvhiervan(…) aangifte doenvoor de dividendbelasting (gebruteerd),waarbijde bvdeze verschuldigde belasting voor haar rekening neemt(…).’ 3.1.4.Inhetjaar 1997 heeftbelanghebbende inafwijking vanhetinde vaststellingsovereenkomstbepaalde geenrente betaald enheeft hijte weinig afgelostop de rekening-courantschuld. 3.1.5.De Inspecteur heefthetdoor belanghebbende over hetjaar 1997 opgegevenbelastbare inkomenvannihilinverband daarmee verhoogd meteenwinstuitdeling ter grootte vanhetop de rekening-courantultimo 1997 openstaande bedrag vanf979.852 en dienovereenkomstig eenaanslag opgelegd. 3.1.6.Inde beroepsprocedure over die aanslag heeftbelanghebbende ter zitting bijhetgerechtshofalsnog hetstandpuntingenomendat hetbelastbare inkomenf989.838 moestbedragenenheeftde Inspecteur zichop hetstandpuntgesteld dathetinkomenf299.484 moestzijn.Hetgerechtshofheeftnaar aanleiding vande gewijzigde standpuntenvastgesteld datgeengeschilmeer bestaatover de hoogte vandie aanslag (GerechtshofAmsterdam 23 maart2004,nr.02/03976,LJN:AQ6985). 3.1.7.Nadienheeftde Inspecteur de aanslag voor hetjaar 1997 ambtshalve verminderd tothetdoor hem voorgestane bedrag. 3.1.8.Inde jaren1998 en2000 heeftbelanghebbende geenaflossingenenrentebetalingengedaanop de rekening-courantschuld.De Inspecteur heeftmeteenberoep op de vaststellingsovereenkomstvoor deze jarenwinstuitdelingeninaanmerking genomen. Geschil 3.2.Voor hetHofwas – onder meer – ingeschilofde hiervoor in3.1.6 genoemde uitspraak vanhetgerechtshofvan23 maart2004 het de Inspecteur beletde inkomens over de jaren1998 en2000 te corrigeren. Rechtsoverwegingen 3.3.HetHofheeftgeoordeeld datde meergenoemde uitspraak van23 maart2004 nieteeninhoudelijk oordeelbevatover hetmoment waarop de rekening-courantvordering vanbelanghebbende op de bv(bedoeld zalzijnde schuld aande bv) is afgewikkeld.Aangezien belanghebbende zichindie procedure akkoord verklaarde methetaanvankelijke standpuntvande Inspecteur,heefthetgerechtshofzijn toenmalige beslissing louter op de formele grond gebaseerd dathetniettoteenlagere aanslag konbeslissen,aangezienhetgebonden was aande reikwijdte vanhetgeschilzoals datuiteindelijk door partijenwas bepaald,aldus hetHof. Voorts achthetHofbelanghebbende ende Inspecteur aande vaststellingsovereenkomstgebondenenoordeelthetdatde Inspecteur terechtde inkomens over de jaren1997 (door middelvande ambtshalve verleende vermindering),1998 en2000 (door middelvande bijtelling bijde aangegeveninkomens) daarmee inovereenstemming heeftgebracht. 3.4.1.Hetmiddelstrektonder meer tenbetoge datde aanslagenvoor de jaren1998 en2000 geenstand kunnenhouden,aangeziende Inspecteur gebondenwas aande uitspraak vanhetgerechtshofover de aanslag voor hetjaar 1997,datdeze uitspraak meebrachtdat de inde vaststellingsovereenkomstgenoemde rekening-courantschuld per 1 januari 1998 nietmeer bestond envoorts datde ambtshalve verleende vermindering vande Inspecteur vande aanslag voor hetjaar 1997 moetwordenaangemerktals détournementde pouvoir. 3.4.2.Voor zover hetmiddelbetoogtdatde Inspecteur de uitspraak vanhetgerechtshofbetreffende de aanslag voor hetjaar 1997 heeft genegeerd,faalthet,reeds omdathetgerechtshofinde procedure betreffende de aanslag voor hetjaar 1997 niettoekwam aande beoordeling vande gevolgenvande vaststellingsovereenkomst,zodatde thans bestredenuitspraak daarmee nietinstrijd kankomen. 3.4.3.Hetmiddelfaaltook voor zover hetbetoogtdatde ambtshalve verleende vermindering vande aanslag voor hetjaar 1997 moet wordenaangemerktals détournementde pouvoir.De ambtshalve verleende vermindering vande aanslag voor hetjaar 1997 belette het belanghebbende immers nietom inde aanhangige procedure over de aanslagenvoor de jaren1998 en2000 de uitleg vande vaststellingsovereenkomstvoor te leggenaanhetHof.Na de ambtshalve verleende vermindering is de aanslag voor hetjaar 1997 ook inovereenstemming metde door hetHofgegevenuitleg vande vaststellingsovereenkomst,welke uitleg incassatie onbestredenis. 3.4.4.Hetmiddelkanook voor hetoverige niettotcassatie leiden.Zulks behoeft,gezienartikel81 vande Wetop de rechterlijke organisatie,geennadere motivering,nuhetmiddelinzoverre nietnoopttotbeantwoording vanrechtsvrageninhetbelang vande rechtseenheid ofde rechtsontwikkeling. (Volgtongegrondverklaring.) Commentaar De inspecteur heeftinstrijd meteenvaststellingsovereenkomstover hetjaar 1997 eenaanslag opgelegd aanbelanghebbende waarin zijngehele rekening-courantschuld jegens zijnbvals winstuitkering was begrepen.Daarnaastlegde hijover de nakomende jaren eveneens aanslagenop waarinjaarlijks 10% vandezelfderekening-courantschuld als winstuitdeling was begrepen.Aldus was sprake vandubbele belastingheffing.Indieneeninspecteur er nietzeker vanis inwelk jaar eenbepaalde winstuitdeling inaanmerking moet wordengenomen,danstaathethem inprincipe vrijom voor alle zekerheid over elk vande inaanmerking komende jarendaarvoor een aanslag op te leggen.Maar uiteindelijk dientde inspecteur er indie gevallenwelvoor te zorgendater geendubbele heffing blijftbestaan nadateenvande aanslagenonherroepelijk is komenvastte staan.De inspecteur is danverplichtde aanslag over hetandere jaar (ambtshalve) te verminderen(vergelijk HR7 oktober 1960,nr.16.397,BNB 1970/242). De onderhavige procedures hebbenbetrekking op de aanslagenover de latere jaren.Omdatde gehele rekening-courantschuld reeds in 1997 als winstuitkering was belastenook de aanslag over 1997 – als gevolg vaneenuitspraak vanHofAmsterdam (NTFR2004/1336) – onherroepelijk is komenvaststaan,wenste belanghebbende datde aanslagenover de latere jarenwerdenverminderd.De inspecteur verminderde inplaats daarvanechter de onherroepelijk vaststaande aanslag over 1997.Op deze wijze werd nietalleende dubbele heffing ongedaangemaakt,maar bovendienwerd alsnog op eenjuiste wijze uitvoering gegevenaande vaststellingovereenkomst. Omdatbelanghebbende de door hethofgegevenuitleg vande vaststellingsovereenkomstnimmer ter discussie heeftgesteld,verklaart de Hoge Raad hetcassatieberoep ongegrond.Hetverbaastmijoverigens datde Hoge Raad hier nog eenmotivering aanwijdtinplaats vanhetcassatieberoep afte doenop grond vanart.81 RO.Wellichtwas deze procedure anders afgelopenindienbelanghebbende de uitleg vande vaststellingsovereenkomstwelhad bestredenofineeneerder stadium had gepoogd deze te ontbindenvanwege hetfeit dathetde inspecteur daarmee instrijd handelde.Maar datheefthij– althans zijngemachtigde – dus nietgedaan. [1]Mr.I.R.J.Thijssenis advocaatbijJaeger advocaten-belastingkundigente Amsterdam. Bron:http://www.ndfr.nl/link/NTFR2010-1069 Datum:11-4-2016 16:01:37 Alle rechten voorbehouden. Alle auteursrechten en databankrechten van deze tekst worden uitdrukkelijk voorbehouden. Deze rechten berusten bij Sdu Uitgevers. Niets uit NDFRmag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand ofopenbaar gemaakt in enige vorm ofop enige wijze, hetzij elektronisch,mechanisch, door fotokopieën, opnamen ofenige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. All rights reserved. No part ofthis publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise, without the publisher’s prior consent.

Stuur een reactie naar de auteur