Inkeerregeling niet van toepassing bij partiële inkeer

Samenvatting


Belanghebbende heeft in zijn aangiften geen vermogensbestanddelen van een buitenlandse bankrekening aangegeven. In 2015 meldt belanghebbende bij de Belastingdienst dat hij samen met twee anderen een buitenlandse bankrekening aanhoudt met een saldo op dat moment van ongeveer € 24 miljoen. Belanghebbende vult het aan hem toegestuurde formulier ‘Verklaring vrijwillige verbetering’ niet in. Belanghebbende geeft ook de namen van de andere rekeninghouders en de naam van de bank niet, omdat hij door andere rekeninghouders wordt bedreigd. De inspecteur legt navorderingsaanslagen en vergrijpboetes op van 50% (2006 t/m 2008) en van 150% (overige jaren). In geschil is of de inkeerregeling van toepassing is. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende geen beroep op de inkeerregeling kan doen, omdat hij niet alle gegevens van zijn buitenlandse bankrekening heeft verstrekt. De inkeerregeling is niet van toepassing indien sprake is van partiële inkeer. Dat belanghebbende de intentie heeft gehad om alle gegevens te verstrekken, dat hij niet zonder toestemming van de andere rekeninghouders geld van de buitenlandse bankrekening kan halen, dat hij geen informatie van de bank kan krijgen die alleen op hem betrekking heeft en dat hij heeft voorgesteld om € 8.000.000 op een nieuw te openen rekening te storten, kan daaraan niet afdoen. De vergrijpboetes van 50% (2006 t/m 2008) en van 150% (2009 t/m 2016) zijn terecht opgelegd.

(Beroep ongegrond.)

Commentaar


Partiële inkeer, voer voor spraakverwarring

De rechtbank hanteert in deze uitspraak de term ‘partiële inkeer’, wat (in ieder geval bij mij) tot spraakverwarring leidt. Bij partieel, dus ‘deels’, denk ik aan het melden van het ene en het trachten achter te houden van een ander – in dit geval – verzwegen vermogensbestanddeel. In dat geval heeft de belastingplichtige de inspecteur niet alsnog juist en volledig geïnformeerd over de eerdere onjuistheid van aangiften, zodat geen sprake is van een vrijwillige verbetering. In deze uitspraak is echter sprake van een andere situatie, te weten een ‘gefaseerde inkeer’: er wordt een melding gedaan met de bedoeling dat later aan te vullen. Die in de praktijk ontstane methode lijkt door de Hoge Raad in 2003 te zijn goedgekeurd (zie HR 16 mei 2003, nr. 38.233, NTFR 2003/966; NDFR art. 67n AWR, commentaar 3). Het ‘akkoord’ van de Hoge Raad op deze praktijk volgt niet heel uitdrukkelijk uit dit arrest, maar kan worden afgeleid uit r.o. 5.5.2 van het hof. De Hoge Raad heeft deze zaak afgedaan met een beroep op art. 81 Wet RO).

Vrijwillige verbetering, wat is dat (nog)?

De mogelijkheden tot vrijwillige verbetering, of inkeer (de term ‘vrijwillige inkeer’, zoals de rechtbank het formuleert, is dubbelop), zijn aanzienlijk ingeperkt de afgelopen jaren. Voor nieuwe meldingen vanaf dit jaar is het gevolg in boetematiging (op grond van art. 67n AWR) en strafrechtelijke vrijwaring (op grond van art. 69, lid 3, AWR) vervallen, maar alleen voor zover het gaat om box 2 of 3 van de inkomstenbelasting. In deze zaak gaat het echter om een melding in 2015. Bij ‘oude’ meldingen – of nieuwe meldingen voor een ander belastingmiddel of voor ‘box 1’ – is de mogelijkheid tot vrijwillige verbetering nog onverminderd van belang. Dat belang is met name gelegen in de strafrechtelijke vrijwaring. Het resultaat niet strafrechtelijk te worden vervolgd heeft deze belastingplichtige in ieder geval bereikt, wellicht mede door de onzekerheid of de onderhavige melding kwalificeert als inkeer.

Inspanningsverplichting

De spanning in deze uitspraak zit in r.o. 13 van de rechtbank. Daarin overweegt de rechtbank onder meer dat aan het oordeel dat de ‘inkeer’-melding onvolledig is, niet kan afdoen ‘dat hij geen informatie van de bank kan krijgen die alleen op hem betrekking heeft en dat hij er voorts alles aan heeft gedaan om de gevraagde gegevens te verstrekken door contact met de andere rekeninghouders te houden’. Deze overweging staat op gespannen voet met de aard van de verplichting die ex art. 47 AWR op een belastingplichtige rust, te weten de inspanningsverplichting om alle informatie aan te leveren. Als die inspanning niet leidt tot het gewenste resultaat, te weten de verstrekking van alle relevante informatie, maakt dat op zichzelf niet dat niet aan de inspanningsverplichting is voldaan. In de uitspraak zou evenwel kunnen worden gelezen dat deze belastingplichtige überhaupt niet heeft geprobeerd om de bankbescheiden te verkrijgen voor de gezamenlijke rekeninghouders, of dat hij alleen heeft gepoogd stukken voor ‘zijn’ deel te krijgen. Dat laatste zal vrijwel onmogelijk zijn. In geval van hoger beroep zal de belastingplichtige bij het hof aannemelijk moeten maken dat hij wel degelijk aan de op hem rustende inspanningsverplichting heeft voldaan. In dat geval zou het beroep op de inkeerregeling alsnog moeten worden gehonoreerd.Noot

[1] Vanessa Huygen van Dyck-Jagersma is verbonden aan Jaeger advocaten-belastingkundigen te Amsterdam.

Dit bericht werd geplaatst in: Inkeerregeling

Stuur een reactie naar de auteur