Inspecteur gelegenheid geven dossier aan te vullen is geen reden voor partijdigheid

Samenvatting


De griffier heeft telefonisch contact opgenomen met de inspecteur. Naar aanleiding van het telefonisch onderhoud heeft de inspecteur nadere stukken ingediend. Deze zijn doorgestuurd naar belanghebbende. Belanghebbende heeft vervolgens een wrakingsverzoek ingediend. Belanghebbende is van mening dat door het uit eigener beweging laten bellen naar de inspecteur de voorzitter de schijn van partijdigheid of vooringenomenheid heeft gewekt.
De wrakingskamer stelt vast dat in het verweerschrift wordt verwezen naar verweerschriften in andere zaken, maar die niet gezamenlijk worden behandeld. De wrakingskamer merkt daarbij op dat voor een goede behandeling van de zaak het dossier compleet dient te zijn, maar dat het niet aan de rechtbank is om stukken uit andere dossiers aan het dossier toe te voegen. De wrakingskamer is van oordeel dat het telefoongesprek moet worden opgevat als het geven van de mogelijkheid om ontbrekende stukken in te dienen. De rechtbank heeft de inspecteur niet opgedragen het dossier aan te vullen.
De rechtbank ziet geen objectieve gronden om aan te nemen dat sprake is van partijdigheid, vooringenomenheid of de schijn daarvan.
(Verzoek afgewezen.)


Commentaar


In deze zaak wraakt de belastingplichtige de voorzitter van de meervoudige belastingkamer van Rechtbank Breda. De reden hiervoor is dat de voorzitter de griffier heeft gevraagd om telefonisch contact op te nemen met de inspecteur over bij zijn verweerschrift ontbrekende bijlagen. Dit gebrek heeft de voorzitter vermoedelijk bij de voorbereiding van de zaak geconstateerd. In het verweerschrift verwijst de inspecteur namelijk naar andere verweerschriften zonder die bij te voegen.
In feite heeft de inspecteur derhalve niet voldaan aan zijn verplichting om een verweerschrift en alle op de zaak betrekking hebbende stukken (art. 8:42 Awb) in te dienen. Om dit te herstellen kan de rechtbank ter zitting verzoeken dat de inspecteur de desbetreffende stukken alsnog aan het dossier toevoegt. Geeft de inspecteur daaraan geen gehoor, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgen trekken die hem geraden voorkomt (art. 8:31 Awb).
In deze zaak heeft de rechtbank om onduidelijke reden die formele weg niet willen volgen maar het manco van de inspecteur op een praktische wijze willen oplossen. Die praktische oplossing is echter voor de belastingplichtige niet inzichtelijk. Immers, normaal gesproken ontvangt de belastingplichtige al geen kopie van de correspondentie van de rechtbank aan de inspecteur. Laat staan dat de belastingplichtige direct wordt geïnformeerd over het telefoongesprek. Dat de belastingplichtige nadat hij hiervan op de hoogte raakt, hierbij zijn vraagtekens plaats is te begrijpen. De belastingplichtige weet immers niet wat er tijdens dat telefoongesprek nog meer aan de orde is gesteld. Bovendien wordt de inspecteur nu in feite door de rechtbank geholpen. In veel gevallen heeft de inspecteur de bewijslast. Door de inspecteur thans te vragen om ontbrekende stukken in te dienen, helpt de voorzitter de inspecteur mogelijkerwijs om alsnog aan de op hem rustende bewijslast te voldoen. Zou de voorzitter dat niet hebben gedaan, dan had mogelijkerwijs geoordeeld kunnen worden dat de inspecteur geen bewijs voor zijn standpunten heeft overgelegd. In hoger beroep heeft de inspecteur dan de mogelijkheid om de ontbrekende stukken alsnog aan het procesdossier toe te voegen.
De wrakingskamer is echter van mening dat het wrakingsverzoek van de belastingplichtige moet worden afgewezen. Hieruit kan worden afgeleid dat de wrakingskamer wel heil ziet in deze praktische oplossing. Voorkomen moet echter worden dat met allerlei praktische oplossingen het formele fiscale procesrecht opzij wordt gezet.


[1] Mr. M.H.W.N. Lammers is advocaat bij Hertoghs advocaten – belastingkundigen.


Bron: http://www.ndfr.nl/link/NTFR2013-387
Datum: 25-4-2016 13:27:37

Dit bericht werd geplaatst in:

Stuur een reactie naar de auteur