Inspecteur heeft hoorplicht in bezwaar geschonden; terugwijzing

Samenvatting


Belanghebbende heeft in de bezwaarfase verzocht om telefonisch te worden gehoord. De
inspecteur heeft meerdere keren vergeefs getracht telefonisch contact met de gemachtigde van
belanghebbende te krijgen. Toen dat niet lukte, heeft hij uitspraak op bezwaar gedaan zonder
belanghebbende te horen. Volgens het hof heeft de inspecteur de hoorplicht geschonden. Nu
telefonisch contact niet mogelijk bleek, had het op zijn weg gelegen schriftelijk een voorstel te doen
met betrekking tot een datum en tijdstip voor een hoorgesprek. Aan deze schending van de
hoorplicht kan het hof niet voorbijgaan, nu niet gezegd kan worden dat belanghebbende niet is
benadeeld. Belanghebbende heeft immers in zijn bezwaarschrift gesteld dat zijn financiële
omstandigheden nopen tot vernietiging van de verzuimboete. Het hof wijst de zaak terug naar de
inspecteur met de opdracht belanghebbende alsnog volgens de regels (telefonisch) te horen en
opnieuw uitspraak te doen.
(Hoger beroep gegrond.)

Commentaar


In de afgelopen jaren is er het nodige te doen geweest omtrent het horen van een belastingplichtige
op diens verzoek. De inspecteur worstelt kennelijk hoe moet worden omgegaan met
belastingplichtigen die verzoeken om te worden gehoord, maar vervolgens niet bereikbaar zijn of
niet reageren op verzoeken tot het plannen van een datum voor een hoorgesprek.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad (vgl. HR 5 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:524, (NTFR
2019/913)) kan echter een eenvoudig stappenplan voor de inspecteur worden gedestilleerd. De
inspecteur moet op basis van deze jurisprudentie alles doen wat van hem redelijkerwijs kan worden
verwacht om een belastingplichtige de mogelijkheid te bieden om van zijn hoorrecht gebruik te
maken. Maakt de belastingplichtige van die mogelijkheid dan geen gebruik, dan is dat de ‘schuld’
van de belastingplichtige en kan de inspecteur geen verwijt worden gemaakt. Concreet betekent dit
dat de inspecteur een brief moet sturen aan de belastingplichtige met daarin een concrete datum en
een concreet tijdstip waarop het hoorgesprek zal plaatsvinden. Reageert de belastingplichtige daar
niet op en ook niet op een reminder, dan mag de inspecteur ervan uitgaan dat de belastingplichtige
afstand heeft gedaan van zijn hoorrecht.
In deze zaak heeft de inspecteur deze stappen niet doorlopen. Hij heeft slechts getracht telefonisch
in contact te komen met de belastingplichtige. Het hof komt dan ook terecht tot het oordeel dat het
hoorrecht is geschonden. Vervolgens staat het hof voor de vraag of de zaak zelf kan worden
afgedaan. In dit geval heeft de belastingplichtige verzocht de verzuimboete te vernietigen omdat hij
in financiële nood verkeert. De inspecteur heeft hierop kennelijk in de eerdere fases onvoldoende
verweer gevoerd en onderzoek naar gedaan. Het hof stuurt de zaak terug naar de inspecteur om dit
alsnog te doen. Daarbij komt de vraag op of deze route van het hof noodzakelijk is. Uit HR 28 maart
2014, ECLI:NL:HR:2014:685, (NTFR 2014/1260), volgt dat de toetsing van een bestuurlijke boete
ex nunc dient plaats te vinden. Dat betekent dat het hof rekening moet houden met de draagkracht
van de belastingplichtige op dat moment. Uit de overwegingen met betrekking tot de heffing van
griffierechten kan worden vastgesteld dat de financiële situatie en dus de draagkracht van de
belastingplichtige zeer beperkt is. Dat brengt mij tot de conclusie dat het hof de verzuimboete direct
had kunnen vernietigen en de ronde langs de inspecteur had kunnen overslaan.


[1]Mr. M.H.W.N. Lammers is advocaat bij Jaeger advocaten-belastingkundigen te Amsterdam.

Dit bericht werd geplaatst in: Bezwaarschrift Belastingdienst

Stuur een reactie naar de auteur