Inspecteur verzaakt onderzoeksplicht: geen nieuw feit

 NTFR2010/1691 Inspecteur verzaaktonderzoeksplicht: geen nieuwfeit HofLeeuwarden18juni2010,nr.09/00074 2000Brondocument AWR-art. 16 Belastingjaar/tijdvak Wetsartikelen Auteur LJN ECLI mr. I.R.J. Thijssen BM8760 ECLI:NL:GHLEE:2010:BM8760 Samenvatting Metingang van1 mei 2000 zijnbelanghebbende enzijnvrouwtwee vof’s aangegaan.Belanghebbende heeftper briefhetaangaanvan de vof’s gemeld aande inspecteur.Inde briefwordtook aanspraak gemaaktop de verhoogde zelfstandigenaftrek enwordt toestemming gevraagd willekeurig te mogenafschrijvenop eenbedrijfspand.De inspecteur heeftde briefnietbeantwoord,maar terzijde geschoven`als moeilijk probleem’.Vervolgens is de aanslag IB 2000 geautomatiseerd opgelegd conform de aangifte,waarin eenbedrag is afgetrokkenals willekeurige afschrijving startende ondernemer.Per 31 december 2001 zijnbeide vof’s ontbonden.Inde aangiftenIB 2001 is stakingswinstaangegevenvoor welk bedrag eenlijfrente is bedongen.Naar aanleiding vandeze aangiftenheeftde inspecteur vragengesteld envervolgens zijnover 2000 navorderingsaanslagenopgelegd waarbijde willekeurige afschrijving op het bedrijfspand is gecorrigeerd. Hethofis vanoordeeldatde inspecteur op grond vande briefvanbelanghebbende ende door hem gedane aangifte de aanslag 2000 grondig had moetenregelen.Indatgevalzoude korte bestaansduur vande vof’s aanhetlichtzijngekomen.Hetnalatenhiervanleidter niettoe datde aangifte IB 2001 is aante merkenals eennieuwfeit. (Hoger beroep ongegrond.) Commentaar Voorafgaande aande indiening vande aangifte inkomstenbelasting over hetjaar 2000 stuurtbelanghebbende eenbriefwaarinhij aangeeftdathij– als startende ondernemer – willekeurig wenstafte schrijvenop zijnonroerend goed.Hijverzoektde inspecteur vervolgens om hem mede te delenofhijmetde door hem voorgestelde willekeurige afschrijving akkoord gaat.De inspecteur beantwoordtde briefvanbelanghebbende echter nietenbelanghebbende doetvervolgens aangifte inkomstenbelasting 2000 entrekt daarineenbedrag afvanf280.000 als willekeurige afschrijving.De primitieve aanslag inkomstenbelasting 2000 wordtconform de ingediende aangifte (geautomatiseerd) opgelegd.De inspecteur meentnaar aanleiding vande ingediende aangifte over hetjaar 2001 datbelanghebbende inhetjaar 2000 geenrechthad op de willekeurige afschrijvingsfaciliteitenlegtalsnog eennavorderingsaanslag over hetjaar 2000 aanhem op. BijHofLeeuwardenlag de vraag voor ofnavordering nog mogelijk is.De inspecteur heeftter zitting verklaard datde briefvan belanghebbende weliswaar door hem is ontvangen,maar dathijdeze briefals `moeilijk probleem’ heeftgekarakteriseerd.Deze briefis nietbeantwoord omdatvolgens hem sprake was van`fiscale grensverkenning’.De primitieve aanslag over 2000 is er `geautomatiseerd doorheengeglipt’,aldus de inspecteur.HofLeeuwardenoordeeltdatineendergelijk gevalde inspecteur de primitieve aanslag over 2000 directgrondig had moetenregelenendatde later ingediende aangifte over 2001 niette beschouwenis als eennieuwfeitdat navordering rechtvaardigt.Vankwader trouwis volgens HofLeeuwardeneveneens geensprake geziende pleitbaarheid vanhetdoor belanghebbende ingenomenstandpunt.Nuvind ik deze uitspraak vanHofLeeuwardenweinig verrassend te noemen,maar bijmijrijst directde vraag hoe deze uitspraak zouluidenindiende huidige wettekstvanart.16,lid 2,onderdeelc,AWRop deze casus van toepassing zouzijn.De huidige wettekstbepaaltdatnavordering steeds,dus ook bijafwezigheid vaneennieuwfeit,mogelijk is indien aanvankelijk te weinig belasting is geheven`tengevolge vaneenfout’ endit`de belastingplichtige redelijkerwijs kenbaar is,waarvanin elk gevalsprake is indiende te weinig gehevenbelasting tenminste 30 percentvande ingevolge de belastingwetverschuldigde belasting bedraagt’.De (vaagheid vandeze) wettekstheeftaltotde nodige publicaties geleid (zie recentelijk:Niessen,`Navordering zonder nieuwfeitbijkenbare fout’,NTFR-B 2010/21). Er is mijnog geenjurisprudentie over deze verruimde navorderingsbevoegdheid bekend enover de interpretatie ervanzalgeputmoeten wordenuitde wetsgeschiedenis waaruit,voor zover relevantvoor de onderhavige casus,hetnavolgende valtafte leiden:`Indiende belastingplichtige echter inredelijkheid kanmenendatde aanslag,hoewelonjuist,op goede grondentoteente laag bedrag is vastgesteld ofachterwege is gebleven,is geensprake vaneenkenbare onjuistheid.De introductie vande navorderingsmogelijkheid bij foutenomvatdus ook nietde gevallenwaarinde belastingaanslag onjuistis vastgesteld als gevolg vaneenverwijtbaar onjuistinzichtvan de inspecteur inde feitenofinhetrecht.Als voorbeeld:navordering is nog steeds nietmogelijk om terug te komenop eenkwalificatie vaneenbepaald bestanddeelofbeoordeling vaneenfeitelijke situatie bijde aanslagregeling.’ (KamerstukkenII,2009-2010,32 129,nr. 3,par.12.1.).Inde nota wordtdienaangaande nog opgemerktdat`Ditalles geldtook als sprake is vaneenpleitbaar standpunt.Een aanslag waarinde inspecteur hetstandpuntheeftgevolgd is daarmee nietredelijkerwijs kenbaar onjuist’ (NTFR2009/2316).Mede gezienhetfeitdatHofLeeuwardenhetdoor belanghebbende ingenomenstandpuntpleitbaar acht,meenik datook onder de huidige wettekstnavordering nietmogelijk is. [1]Mr.I.R.J.Thijssenis advocaatbijJaeger advocaten-belastingkundigente Amsterdam. Bron:http://www.ndfr.nl/link/NTFR2010-1691 Datum:11-4-2016 16:23:03 Alle rechten voorbehouden. Alle auteursrechten en databankrechten van deze tekst worden uitdrukkelijk voorbehouden. Deze rechten berusten bij Sdu Uitgevers. Niets uit NDFRmag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand ofopenbaar gemaakt in enige vorm ofop enige wijze, hetzij elektronisch,mechanisch, door fotokopieën, opnamen ofenige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. All rights reserved. No part ofthis publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise, without the publisher’s prior consent.

Stuur een reactie naar de auteur