Navordering is mogelijk nadat in het digitale afhandelingsproces van de aangifte een fout is gemaakt

Samenvatting

Nadat de inspecteur per brief heeft gemeld dat hij zal afwijken van de door belanghebbende ingediende aangiften IB/PVV 2009 en 2010, worden de aanslagen toch conform de aangiften opgelegd. Nadien worden aan belanghebbende navorderingsaanslagen opgelegd.
In hoger beroep is in geschil of de primitieve aanslagen tot te lage bedragen zijn vastgesteld als gevolg van een fout van de behandelend ambtenaar die was belast met de afhandeling van de aangiften, welke fout erin bestond dat deze heeft nagelaten de aangiften IB/PVV voor de jaren 2009 en 2010 van belanghebbende in het traject van geautomatiseerde afdoening en verwerking van aangiften te blokkeren door in dit traject voor het keuzebalkje ‘geen automatische voorlopige aanslag’ te kiezen in plaats van voor het keuzebalkje ‘uitworp gewenst’.
De rechtbank heeft de beroepen van belanghebbende gegrond verklaard. Het hof is daarentegen van oordeel dat de behandelend ambtenaar een fout heeft gemaakt die niet is aan te merken als een verwijtbaar onjuist inzicht van de behandelend ambtenaar in de feiten of in het recht. De inspecteur, op wie ter zake de bewijslast rust, heeft aannemelijk gemaakt dat door het keuzebalkje ‘geen automatische voorlopige aanslag’ aan te klikken in plaats van het keuzebalkje ‘uitworp gewenst’, sprake is geweest van een fout als bedoeld in art. 16, lid 2, aanhef en onder c, AWR.
(Hoger beroep gegrond.)

Commentaar

In 2008 sluit belanghebbende een (nieuwe) hypothecaire geldlening af en verantwoordt in zijn aangifte IB/PVV 2008 een bedrag van € 321.000 als eigenwoningschuld. De inspecteur aanvaart bij de aanslag IB/PVV 2008 slechts een deel (€ 272.891) daarvan als eigenwoningschuld. De inspecteur verzuimt echter de geautomatiseerde verwerking van de door belanghebbende ingediende aangiften IB/PVV 2009 en 2010 – waar eveneens een eigenwoningschuld is verantwoord van € 321.000 – te blokkeren als gevolg waarvan primitieve aanslagen IB/PVV 2009 en 2010 conform de ingediende aangiften worden opgelegd. Vervolgens legt de inspecteur navorderingsaanslagen op over de jaren 2009 en 2010.
Sinds 1 januari 2010 is navordering steeds, dus ook bij afwezigheid van een nieuw feit, mogelijk indien bij primitieve aanslag te weinig belasting is geheven ‘ten gevolge van een fout’ en dit de belastingplichtige redelijkerwijs kenbaar is (art. 16, lid 2, onderdeel c, AWR).
Onlangs heeft de Hoge Raad in een drietal arresten (HR 27 juni 2014, nr. 13/02194, NTFR 2014/1859, nr. 14/00350, NTFR 2014/1860 en nr. 13/02845, NTFR 2014/1861) geoordeeld dat het begrip ‘fout’ in deze bepaling neutraal en ruim is bedoeld en dat daaronder (mede) moet worden verstaan een fout ten gevolge van de geautomatiseerde verwerking van een belastingaangifte. Onder ‘fout’ wordt evenwel niet verstaan een ‘beoordelingsfout’ van de inspecteur, dat wil zeggen een fout als gevolg van een onjuist inzicht van de inspecteur in de feiten die bepalend zijn voor de (omvang van de) belastingplicht of een onjuist inzicht van de inspecteur in het recht (HR 8 augustus 2003, nr. 37.570, NTFR 2003/1399). Een dergelijke ‘beoordelingsfout’ kan zodoende niet op basis van art. 16, lid 2, onderdeel c, AWR worden hersteld, ook niet indien zij voor de belastingplichtige kenbaar was.
Hoewel Hof Arnhem-Leeuwarden ten tijde van het doen van de onderhavige uitspraak nog niet op de hoogte kon zijn van de drie recente arresten van de Hoge Raad, oordeelt het hof in dezelfde lijn dat er geen sprake is van een ‘beoordelingsfout’ en dat het niet blokkeren van de geautomatiseerde verwerking van de aangiften IB/PVV 2009 en 2010 is aan te merken als (herstelbare) ‘fout’ in de zin van art.
16, lid 2, onderdeel c, AWR. Dat deze ‘fout’ ook kenbaar was voor belanghebbende, leidt het hof terecht af uit het feit dat belanghebbende na de ontvangst van de desbetreffende primitieve aanslagen contact heeft opgenomen met de inspecteur om zijn verbazing uit te spreken over het feit dat de aanslagen conform de door hem ingediende aangiften waren opgelegd.

[1] Mr. I.R.J. Thijssen is verbonden aan Jaeger Advocaten-belastingkundigen.

Bron: http://www.ndfr.nl/link/NTFR2014-1966
Datum: 11-4-2016 16:06:04

Stuur een reactie naar de auteur