(Navorderings)aanslagen en boetes buitenlandse bankrekening terecht opgelegd I

 NTFR2013/520 (Navorderings)aanslagen en boetes buitenlandse bankrekening terechtopgelegd I RechtbankOost-Nederland21februari2013,nr.11/05507en12/01115 RechtbankOost-Nederland21februari2013,nr.11/05508 RechtbankOost-Nederland21februari2013,nr.11/05509 RechtbankOost-Nederland21februari2013,nr.11/05510 RechtbankOost-Nederland21februari2013,nr.11/05511 RechtbankOost-Nederland21februari2013,nr.11/05512 RechtbankOost-Nederland21februari2013,nr.11/05513 RechtbankOost-Nederland21februari2013,nr.11/05514 RechtbankOost-Nederland21februari2013,nr.11/05515 RechtbankOost-Nederland21februari2013,nr.11/05516 RechtbankOost-Nederland21februari2013,nr.11/05517 RechtbankOost-Nederland21februari2013,nr.11/05518 RechtbankOost-Nederland21februari2013,nr.11/05519 RechtbankOost-Nederland21februari2013,nr.11/05520 RechtbankOost-Nederland21februari2013,nr.11/05521 Brondocument Aanverwanteliteratuur Belastingjaar/tijdvak Wetsartikelen 1996-2000, 2005-2007 AWR-art. 16 AWR-art. 52a Auteur LJN ECLI mr. I.R.J. Thijssen BZ1707 ECLI:NL:RBONE:2013:BZ1707 Samenvatting Aanbelanghebbende zijninhetkader vanhetprojectBank Zonder Naam diverse (navorderings)aanslagenIB enVB en boetebeschikkingenopgelegd.Ingeschilis ofdatterechtis. Rechtbank Oost-Nederland oordeeltdatvoldoende voortvarend is gehandeld bijhetopleggenvande (navorderings)aanslagen.De inspecteur koninredelijkheid besluitenom afte wachtenofbelanghebbende naar aanleiding vande eerste navorderingsaanslag alsnog openheid vanzakenzoubiedeninde bezwaarfase om vervolgens,bijhetuitblijvendaarvan,te trachtende gegevens door middelvan eenkortgedingprocedure te achterhalen.Belanghebbende heeftnaar aanleiding vanhetkortgedingvonnis geenvragenbeantwoord over de bankrekening inLuxemburg,maar heeftwelinformatie verschaftover onroerend goed eneenbankrekening inSpanje.De inspecteur hoefde nietop grond vanhetper 1 juli 2011 inwerking getredenart.52a AWRinde bezwaarfase informatiebeschikkingen op te leggenom de bewijslastom te kunnenkeren.Hetrechtsgevolg vanomkering vande bewijslastwas namelijk reeds ingeroepenbij hetopleggenvande belastingaanslagenenberustop (ruim) vóór 1 juli 2011 op grond vanart.47 AWRgestelde vragen.De rechtbank oordeeltvoorts dathetarrestChambazvanhetEHRM (EHRM 5 april2012,nr.11663/04,NTFR2012/1225) nietinde weg staataande geconstateerde schending vande inlichtingenplicht,omdatop hetmomentvanhetstellenvanvragennog geensprake was vaneen criminalcharge.Hetbewijs voor beboetbare feitenvande Luxemburgse bankrekening is inde jarenvande renseignementengeleverd. Voor de latere jarenleverenalgemene ervaringsregels hetvermoedenop datook na de data vande renseignementende bankrekening is aangehouden.Belanghebbende heeftditvermoedennietkunnenweerleggen.De toepassing vanhetarrestChambazwordtdoor de rechtbank ook inhetkader vande opgelegde boetes metbetrekking totde bankrekening inLuxemburg afgewezen,omdatinditkader geenverklaringentegende wilvanbelanghebbende zijnafgelegd. (Beroepenongegrond). Commentaar Op 21 februari 2013 heeftRechtbank Arnhem eenaantaluitsprakengedaanbetreffende belastingplichtigenmetverzwegenbuitenlands vermogendatwerd aangehoudenbijVanLanschotBankiers.Inditcommentaar bespreek ik – hoewelinde uitsprakentalvan interessante onderwerpenaande orde komen– slechts de vraag ofde inspecteur bijhetvoorbereidenenvaststellenvande navorderingsaanslagenvoldoende voortvarend te werk is gegaan.Daarbijis vanbelang te vermeldendattothalverwege hetjaar 2009 menig inspecteur nog inde veronderstelling verkeerde datde inart.16,lid 4,AWRgenoemde navorderingstermijnvantwaalfjaren volledig benutkonworden.Weliswaar had de Hoge Raad in1924 alduidelijk gemaaktdathetbestaanvaneenmaximumtermijnop zichzelfnietrechtvaardigtdateeninspecteur daarvantenvolle gebruikmaakt(HR20 februari 1924,B.3377),maar hetdesalniettemin volledig gebruikenvaneenaanslag- ofnavorderingstermijnhad niettotgevolg datde inspecteur daarmee zijnheffingsrechten verspeelde. Op 18 februari 2005 ontving de Belastingdienstrekeninggegevens van(circa 2.500) inwoners vanNederland die bij(eenbuitenlandse vestiging van) VanLanschotBankiers eenbankrekening aanhielden.Vervolgens is hetprojectBank Zonder Naam vanstartgedaanen is eendraaiboek opgesteld datalle aspectenbevatvanhetdesbetreffende project.MethetopzettenvanhetprojectBank Zonder Naam enhetdraaiboek was ruim twee jarengemoeid.Dattijdsverloop achtRechtbank Arnhem gerechtvaardigd.Hetdraaiboek is vervolgens op 7 maart2007 ingeanonimiseerde vorm openbaar gemaaktennog diezelfde dag zijnaande vermoedelijke rekeninghouders vragenbrievengestuurd.De (vervolg)vraag is ofvanafdatmomentde inspecteur welvoldoende voortvarend te werk is gegaan. Wanneer – zoals inde onderhavige gevallen– nietaanhetinformatieverzoek werd voldaan,danwachtte de inspecteur veelaltotaanhet einde vanhetjaar om ter behoud vanrechtenambtshalve geschatte navorderingsaanslagenmetvergrijpboetenop te leggenover de jarenwaarvanzowel de reguliere alsde verlengde navorderingstermijndreigde te verlopen.Toentertijd was immers ook nog niet duidelijk datde Hoge Raad op 23 januari 2009 (nr.43.299,NTFR2009/260) zougaanbesluitendatde verlengde navorderingstermijn ook gebruiktkanwordeninhetgevalde inspecteur binnende reguliere navorderingstermijnop de hoogte geraaktvanbuitenlands inkomenofvermogen.Aande hand vande gerenseigneerde rekeningstandenuit1994 en1996 veronderstelde de inspecteur dathet aanwezige vermogenjaarlijks toenam meteenpercentage van23,5%.Aldus had de inspecteur reeds in2007 zijnschattingenover alle jaren(1995 totenmet2005) gereed,maar legde hijultimo 2007 slechts totbehoud vanrechtennavorderingsaanslagenop over de jaren 1995 en2002. De navorderingsaanslag IB over 1996 werd vervolgens éénjaar later,op de allerlaatste dag vande verlengde navorderingstermijn(31 december 2008),vastgesteld op basis vande schattingendie de inspecteur reeds in2007 had gedaan.Alle overige ingeschilzijnde navorderingsaanslagenzijnpas op ofrond 16 oktober 2009 vastgesteld,wederom op basis vande schattingendie de inspecteur reeds ultimo 2007 gereed had.Opvallend is datdeze laatste serie navorderingsaanslagennietop (ofvlak vóór) 31 december,vlak voor het verstrijkenvande wettelijke navorderingstermijn,zijnvastgesteld.Naar ik aanneem zaldeze meer voortvarende aanpak zijningegeven door de arrestenvanhetHofvanJustitie van11 juni 2009 (zaak C-155/08 enC-155/08 (X enE.H.A.Passenheim-vanSchoot),NTFR 2009/1742) waaruitde inspecteur de (terechte) conclusie zalhebbengetrokkendat– integenstelling totde totdantoe gangbare praktijk – methetvaststellenvande navorderingsaanslagenniettelkens gewachtkonwordentothetmomentwaarop de wettelijke navorderingstermijnvanart.16,lid 4,AWRdreigde te verstrijken.Uitde talrijke jurisprudentie die is gevolgd op deze twee arrestenvan hetHofvanJustitie lijkthetdatsinds de komstvanhet‘voortvarendheidscriterium’ inspecteurs zichveelalinallerlei bochtenwringenom de gangbare praktijk vandestijds te duidenals voortvarend ennoodzakelijk,ook als inspecteurs toentertijd helemaalnietbezig waren metdergelijke termenensteevastde volledige navorderingstermijngebruikten. Inde onderhavige gevallensteltde inspecteur bijvoorbeeld dathetdoor tijdgebrek nietmogelijk was om ultimo 2007 – gelijktijdig met hetopleggenvande navorderingsaanslagenover de jaren1995 en2002 – ook voor de tussenliggende zes jaren navorderingsaanslagen(ter behoud vanrechten) op te leggen,omdatdeze handmatig diendente wordenvastgesteld enopgelegd, hetgeeneenarbeidsintensiefproces is datvanwege hetspecialistische karakter door slechts eenaantalmedewerkers vande Belastingdienstkanwordenuitgevoerd. Hetligtevenwelvoor de hand datultimo 2007 überhauptnietdoor de inspecteur is overwogenom ook voor de tussengelegenjaren navorderingsaanslagenter behoud vanrechtenop te leggenomdatslechts voor eentweetaljaren– 1995 en2002 – de wettelijke navorderingstermijndreigde te verlopen.Zoals gezegd speelde in2007 het‘voortvarendheidscriterium’ nog nietenverkeerde de inspecteur inde onterechte veronderstelling dateenwettelijke navorderingstermijntenvolle konwordengebruikt.Hetarbeidsintensieve karakter vanhetultimo 2007 eveneens vaststellenvande navorderingsaanslagenover de tussengelegenjarenlijktoverigens ook mee te vallen,omdatop datmomentde ambtshalve schattingenover de tussengelegenjaren1996 totenmet2001 gereed warenenomdat de inspecteur eenarbeidsbesparende spreadsheettendienste stond (zie paragraaf6.6 ‘Spreadsheet’ vanhetdraaiboek) die – na invoering vande reeds in2007 geschatte correctiegrondslagen– ‘hetverschuldigde belastingbedrag incl.heffingsrente eneventuele boete per jaar berekent’.Aldus beschikte de inspecteur ultimo 2007 over voldoende gegevens om alle navorderingsaanslagenop te leggen. Tenslotte is deze stelling vande inspecteur weinig aannemelijk omdathetnaar aanleiding vanheteerdergenoemde arrestvanhetHof vanJustitie in2009 ineens wel mogelijk bleek om – ondanks hetspecialistische karakter ende arbeidsintensiviteit– voor alle tussengelegenjarenmassaalpenaanslagenop te leggen(ook voor andere zwartsparende belastingplichtigen).Hoewelde inspecteur tussenhetversturenvande vragenbriefop 7 maart2007 enhetopleggenvande navorderingsaanslagenover de tussengelegenjaren op 16 oktober 2009 nog door middelvaneenciviele (kortgeding-) procedure heeftgeprobeerd om nadere informatie boventafelte krijgen,is hettijdsverloop dusdanig lang datdeze meer rechtvaardiging behoeftdanenkelte verwijzennaar eenzeer kortlopende civiele procedure ende algemene stelling dathetvaststellenvannavorderingsaanslageneenspecialistische enarbeidsintensieve aangelegenheid is. [1]Mr.I.R.J.Thijssenis verbondenaanJaeger Advocaten-belastingkundigen. Bron:http://www.ndfr.nl/link/NTFR2013-520 Datum:15-4-2016 11:11:55 Alle rechten voorbehouden. Alle auteursrechten en databankrechten van deze tekst worden uitdrukkelijk voorbehouden. Deze rechten berusten bij Sdu Uitgevers. Niets uit NDFRmag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand ofopenbaar gemaakt in enige vorm ofop enige wijze, hetzij elektronisch,mechanisch, door fotokopieën, opnamen ofenige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. All rights reserved. No part ofthis publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise, without the publisher’s prior consent.

Stuur een reactie naar de auteur