Niet aannemelijk dat parkeerapp een fout bevatte die aan heffingsambtenaar is te wijten

Samenvatting
Belanghebbende heeft op 13 februari 2021 zijn auto geparkeerd aan de Beyerd te Breda. Tijdens een controle is geconstateerd dat geen parkeerbelasting was voldaan en daarom is een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. In bezwaar wordt de naheffingsaanslag vernietigd. Gebleken is dat wel parkeerbelasting was voldaan, maar dat het kenteken was aangemeld voor de Academiesingel. Omdat voor beide locaties hetzelfde belastingtarief geldt, is voldaan aan de betalingsverplichting. Het bezwaar is gegrond, maar het verzoek om een kostenvergoeding is afgewezen. Belanghebbende komt hiertegen in beroep. Belanghebbende stelt dat sprake is van een aan de heffingsambtenaar te wijten onrechtmatigheid. De parkeerapp waarmee parkeerbelasting is voldaan bevatte een fout door enige tijd ‘Academiesingel’ in plaats van ‘de Beyerd’ aan te geven. De rechtbank oordeelt echter dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat in de parkeerapp onjuiste informatie te zien was en sprake is van een fout in de parkeerapp die het gevolg is van door de gemeente verkeerd aangeleverde informatie. Ook is niet gebleken dat belanghebbende niet de juiste parkeerzone kreeg aangegeven. Er is derhalve geen sprake van een aan de heffingsambtenaar te wijten onrechtmatigheid.

(Beroep ongegrond.)

NOOT
In het geval dat een bestreden besluit wordt herroepen door een bestuursorgaan kan een belanghebbende, op basis van art. 7:15 lid 2 Awb, aanspraak maken op een kostenvergoeding. Hiervoor zal de belanghebbende, voor de uitspraak op bezwaar, een verzoek moeten doen bij het bestuursorgaan. Daarnaast geldt de voorwaarde dat de herroeping van het bestreden besluit heeft plaatsgevonden vanwege een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Is daarentegen de herroeping van het besluit niet te wijten aan een onrechtmatigheid van het bestuursorgaan, dan zal de kostenvergoeding niet worden toegekend. Gedacht kan worden aan de situatie dat belanghebbende zelf een fout heeft begaan door bijvoorbeeld een verkeerd kenteken in te toetsen bij de parkeerautomaat (HR 22 december 2017, nr. 17/03020, NTFR 2018/40) of door het parkeerkaartje omgedraaid in de auto achter te laten waardoor niet kan worden gecontroleerd of de verschuldigde parkeerbelasting is voldaan (HR 22 januari 2021, nr. 20/01477, NTFR 2021/418). In die gevallen valt het bestuursorgaan simpelweg geen verwijt te maken dat een naheffingsaanslag parkeerbelasting is opgelegd die later, omdat de verschuldigde parkeerbelasting wel was voldaan, is vernietigd.

In de voorliggende zaak deed zich de vraag voor of gemeente Breda een verwijt kon worden gemaakt omdat, volgens belanghebbende, de parkeerapplicatie onjuiste (locatie)informatie bevatte bij het betalen van de verschuldigde parkeerbelasting. Belanghebbende deed daarbij een beroep op het arrest HR 5 juni 2020, nr. 19/03603, NTFR 2020/1758. De Hoge Raad oordeelde in die zaak dat foutieve (tarief)informatie in een parkeerapplicatie het bestuursorgaan kon worden aangerekend en dat de belanghebbende op die informatie in de parkeerapplicatie mocht afgaan. Het bestuursorgaan voldeed immers niet aan zijn informatieplicht ten aanzien van de wijze van betaling. Deze schending kon het bestuursorgaan dus worden aangerekend.

In het onderhavige geval komt het niet zover. De rechtbank komt tot het oordeel dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat er foutieve (tarief)informatie werd weergegeven in de parkeerapplicatie. Daarom gaat de vergelijking met het voorgenoemde arrest niet op. De rechtbank gaat zelfs nog een stapje verder door te oordelen dat in het geval de parkeerapplicatie een onjuiste parkeerzone zou hebben aangegeven, de heffingsambtenaar daarvoor niet verantwoordelijk is. Het voorgaande heeft tot gevolg dat de heffingsambtenaar terecht geen kostenvergoeding voor de bezwaarfase heeft toegekend.

Stuur een reactie naar de auteur