Pleitbaar standpunt vereist nog meer zorgvuldigheid

Op 6 maart 2012 heeft de strafkamer van de Hoge Raad om meerdere redenen een belangrijk arrest gewezen. Eén van deze redenen is dat de Hoge Raad het gebruik van het fiscaal pleitbare standpunt in strafzaken heeft ingeperkt. Het moment dat een pleitbaar standpunt is ingenomen wordt meer van belang. Hoe kan een fiscaal pleitbaar standpunt toch met succes in het strafrecht worden gebruikt?

Een fout in een aangifte betekent niet dat de inspecteur zonder meer een vergrijpboete kan of zal opleggen. Als een fout is gebaseerd op een standpunt dat pleitbaar is, bestaat geen reden om een boete op te leggen. Een besluit van de staatssecretaris van Financiën definieert het fiscaal pleitbare standpunt als ‘een opvatting over de kwalificatie van de feiten of de toepassing van het recht op de feiten die in redelijkheid verdedigbaar is.’ Als een standpunt naar objectieve maatstaven pleitbaar is, dan is er geen sprake van opzet of grove schuld in het administratieve boeterecht en is de oplegging van een bestuurlijke (vergrijp) boete niet aan de orde.

Of een belanghebbende van dit standpunt uitging, doet hierbij niet ter zake. Ook kennis en wetenschap van de belanghebbende zijn daarbij niet van belang. Het doet er verder ook niet toe of het standpunt juist is. In het administratieve boeterecht wordt geen opzet of grove schuld aangenomen als een standpunt verdedigbaar was.

Strafrechtelijke procedures

Vanaf pakweg 2005 duikt het begrip ‘pleitbaar standpunt’ in de fiscaal strafrechtelijke jurisprudentie steeds vaker op. Een strafrechtelijk verweer over het van toepassing zijn van een pleitbaar standpunt zag altijd op de reikwijdte van het (voorwaardelijk) opzet. Kan in geval van een pleitbaar standpunt wel worden gesproken van het aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat een gevolg in zal treden? De kans van slagen van een opzet-verweer gebaseerd op het aanwezig zijn van een pleitbaar standpunt is in het strafrecht overigens niet erg groot. In de jurisprudentie van vóór 6 maart 2012 valt al op dat strafrechters bij de bewijsvragen over het opzet minder snel het ontbreken van het opzet aannemen dan fiscale rechters dat doen.

Arrest van 6 maart 2012

Ook in het arrest van 6 maart wordt door de verdediging aangevoerd dat geen sprake is van opzet omdat sprake is van een pleitbaar standpunt. De Hoge Raad stelt dat bij een dergelijk verweer de rechter eerst moet beoordelen of de verdachte redelijkerwijs kon en mocht menen dat de wijze waarop de aangifte is gedaan, toelaatbaar is. In zoverre lijkt deze beoordeling niet zo veel te verschillen van de beoordeling in fiscale procedures, waar ook een objectieve maatstaf wordt aangelegd of een standpunt wel ‘pleitbaar’ is. In tegenstelling tot in fiscale procedures stelt de strafkamer van de Hoge Raad echter dat ook van belang is of er op het moment de aangifte daadwerkelijk werd gedaan, ook van dit standpunt werd uitgegaan. Ingeval een verdachte het pleitbare standpunt niet huldigde ten tijde van het doen van de aangifte (en er destijds dus van uitging dat de aangiften onjuist waren), stelt de Hoge Raad dat de verdachte niet heeft gehandeld in de veronderstelling dat de wijze waarop de aangiften werden gedaan toelaatbaar was. In fiscale procedures kunnen pleitbare standpunten wel ‘achteraf ’ nog bedacht worden. In het strafrecht slagen alleen pleitbare standpuntverweren als dit standpunt vanaf het begin, op het moment dat de aangifte werd gedaan, werd ingenomen. De subjectieve leer in het strafrecht van het pleitbare standpunt is hiermee een feit.

Wat nu?

Als u in een onderzoek stelt dat sprake is van een pleitbaar standpunt, is het verstandig u niet uit te laten over het moment dat dit standpunt is ingenomen. Wees er op bedacht dat u, zeker als adviseur, niet altijd kunt inschatten of een onderzoek uiteindelijk leidt tot een strafrechtelijke vervolging. Mocht het onderzoek tot een strafrechtelijke procedure leiden, dan zal eerdere openheid over het moment van het innemen van dit standpunt er in elk geval toe leiden dat een verweer op dit pleitbare standpunt niet langer kans van slagen heeft. Voordat het doen van een onjuiste aangifte leidt tot een strafrechtelijk verwijt, moeten meer bestanddelen dan alleen het opzet wettig en overtuigend bewezen worden. Er moet niet worden vergeten om, naast het voeren van een bewijsverweer op het ontbreken van opzet, ook verweer te voeren dat het standpunt niet alleen pleitbaar is, maar dat de ingediende aangifte ook domweg juist is. Een ander bestanddeel dat bewezen moet worden voordat iemand een strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt, is dat de onjuiste aangifte er ook toe diende te strekken dat te weinig belasting zou worden afgedragen. De vraag of een fiscaal pleitbaar standpunt tot benadeling van de schatkist strekt moet uitdrukkelijk naar voren worden gebracht. Slechts als kan worden bewezen dat het werkelijk in aanmerking te nemen bedrag hoger is dan het bedrag dat in de aangifte is opgegeven, is immers sprake van een strafbaar feit.

Ten slotte

Hoewel de strafkamer van de Hoge Raad een andere, meer beperkte invulling geeft aan het pleitbare standpunt dan de fiscale rechter, kan een pleitbaar standpunt nog wel leiden tot een vrijspraak bij de strafrechter. Zeker als duidelijk is dat het pleitbare standpunt naar boven is gekomen nadat de aangifte is ingediend, moet meer dan in het verleden worden ingezet op de juistheid van de aangifte en de omstandigheid dat deze niet tot benadeling van de schatkist leidt.

Gepubliceerd in: AccountancyNieuws

Stuur een reactie naar de auteur