Rechtsgeldige bekendmaking aanslag: te laat bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard

Samenvatting

Belanghebbende, een bv, heeft als bezoekadres a-straat 1 te Q. Het bij de inspecteur bekende adres van belanghebbende luidt sinds 17 oktober 2010 b-straat 2 te Q. Met dagtekening 11 december 2010 is aan belanghebbende de onderhavige aanslag VPB voor 2009 opgelegd. De ontvanger heeft het biljet verzonden naar het adres b-straat 2 te Q. Het bezwaarschrift tegen de aanslag is door de inspecteur op 3 maart 2011 ontvangen. Het bezwaar is wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. Het hof is het daarmee eens. Anders dan belanghebbende stelt, heeft de bekendmaking van de aanslag, door verzending naar het bij de inspecteur bekende adres b-straat 2 te Q, rechtsgeldig plaatsgevonden. Dat de aanslag belanghebbende niet zou hebben bereikt, is niet het gevolg van een fout van de inspecteur. Dit betekent dat de bezwaartermijn is aangevangen op 12 december 2010 en geëindigd op maandag 24 januari 2011. Het bezwaarschrift is dus ruim vijf weken te laat ingediend. Verschoonbare redenen zijn niet aanwezig, aldus het hof.
(Hoger beroep ongegrond.)

Commentaar

Art. 3:41 Awb bepaalt dat de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen. Uit art. 6:8, lid 1, Awb volgt dat de bezwaartermijn aanvangt met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Indien de belanghebbende met vertraging kennisneemt van een aanslag of van het feit dat een aanslag is opgelegd, en daardoor pas na het verstrijken van de bezwaartermijn een bezwaarschrift indient, kan het bezwaar slechts met toepassing van art. 6:11 Awb ontvankelijk zijn.
Als de aanslag echter niet op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, dan vangt de bezwaartermijn pas aan op de dag van de ontvangst door de belanghebbende of zijn vertegenwoordiger van het aanslagbiljet of van een afschrift daarvan. In dat geval wordt ervan uitgegaan dat het aanslagbiljet de voorafgaande dag aan de belanghebbende is toegezonden.
Uit de jurisprudentie kan afgeleid worden dat aanslagen aan de volgende adressen van de belastingplichtige kunnen worden bekendgemaakt:
1 het adres van de belastingplichtige zoals opgegeven in van de belastingplichtige of zijn gemachtigde afkomstige stukken; 2 een door of namens de belastingplichtige opgegeven correspondentieadres;
3 het in het bevolkingsregister opgenomen adres van de belastingplichtige;
4 het adres van zijn gemachtigde, mits sprake is van een door belastingplichtige gedaan verzoek het aanslagbiljet aan zijn gemachtigde te zenden dan wel de zorgvuldigheid met zich meebrengt dat de inspecteur aanslagbiljetten aan de gemachtigde zendt.

In dit geval is het aanslagbiljet naar het vestigingsadres van de belastingplichtige gezonden. Dit betwist de belastingplichtige ook niet.
Hij had alleen graag gezien dat het aanslagbiljet naar zijn bezoekadres was gestuurd. In geschil is of de inspecteur het aanslagbiljet op de voorgeschreven wijze heeft bekendgemaakt.
Hof Arnhem is daar snel mee klaar nu de inspecteur het aanslagbiljet aan het vestigingsadres heeft gezonden en dit adres door de belastingplichtige ook werd gebruikt in de correspondentie met de Belastingdienst. Dat in een uittreksel van de Kamer van Koophandel ook het bezoekadres van de belastingplichtige werd genoemd doet daaraan niet af, omdat een dergelijke vastlegging niet kwalificeert als een uitdrukkelijk verzoek voor een verplicht toezendadres. Het Hof oordeelt dan ook dat de inspecteur het bezwaarschrift terecht nietontvankelijk heeft verklaard nu dit ruim vijf weken na het einde van de bezwaartermijn is ontvangen en de belastingplichtige niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding (art. 6:11 Awb).

[1] Mr. M.H.W.N. Lammers is advocaat bij Hertoghs advocaten – belastingkundigen.

Bron: http://www.ndfr.nl/link/NTFR2013-2272
Datum: 25-4-2016 13:57:23

Dit bericht werd geplaatst in:

Stuur een reactie naar de auteur