Te laat bezwaar of beroep gemaakt? Wellicht had u een goede reden en moet het alsnog inhoudelijk worden behandeld.

Als u bezwaar maakt of beroep instelt tegen een belastingaanslag, dan moet u dit doen binnen zes weken na dagtekening van de belastingaanslag/uitspraak op bezwaar. Bent u te laat dan wordt uw bezwaar- of beroepschrift niet inhoudelijk behandeld (niet-ontvankelijk verklaard). Dit is anders als het te laat maken van bezwaar- of beroep niet aan u te wijten is (verschoonbare termijnoverschrijding). Hiervan was niet snel sprake. Maar twee recente arresten van de Hoge Raad hebben hier verandering in gebracht.

In dit blog bespreek ik eerst het relevante toetsingskader, vervolgens ga ik in op een uitspraak van het College van Beroep en bedrijfsleven en de arresten van de Hoge Raad. Tot slot bespreek ik wat de recente jurisprudentie voor u kan betekenen.

Verschoonbare termijnoverschrijding

Als de Belastingdienst een belastingaanslag oplegt waar u het niet mee eens bent dan kunt u hiertegen bezwaar maken.[1] Tegen een uitspraak op bezwaar kunt u beroep instellen bij de belastingrechter. U bent hierbij gebonden aan wettelijke termijnen. Zo moet u binnen zes weken bezwaar maken of beroep instellen.[2] Als u te laat bent en buiten deze termijn van zes weken uw bezwaar- of beroepschrift indient, dan wordt uw bezwaar- of beroepschrift in beginsel niet inhoudelijk behandeld (niet-ontvankelijk verklaard).[3] Hierop bestaat een uitzondering als u een goede reden had dat u dat laat was (verschoonbare termijnoverschrijding). Artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht luidt namelijk:

“Ten aanzien van na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft niet-ontvankelijkheidverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indienen in verzuim is geweest.”

Eerder schreef mijn collega Jurgen Scheltema hier al een blog over. 

De vraag is wanneer een indiener redelijkerwijs niet in verzuim is geweest. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is de indiener bij het te laat indienen van een bezwaar- of beroepschrift niet in verzuim als:

  1. De belanghebbende pas na het verstrijken van de termijn een beroepschrift heeft ingediend als gevolg van een hem niet toe te rekenen omstandigheid, en tevens
  2. De belanghebbende, nadat die omstandigheid zich niet langer voordeed, het beroepschrift heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs kon worden verlangd.[4]

Het moet dus gaan om een omstandigheid die buiten de risicosfeer van ligt van degene die bezwaar- of beroep maakt. Een blik op de jurisprudentie uit 2022 en 2023 leert dat verschoonbare termijnoverschrijding niet snel wordt aangenomen. Dit levert soms schrijnende gevallen op.

Zo werd van een belastingplichtige met psychische problemen verwacht dat hij iemand anders vroeg een bezwaarschrift voor hem in te dienen.[5] Twee ouders met zieke kinderen, moesten naar het buitenland voor een doktersafspraak. Vervolgens konden zij vanwege de lockdown lange tijd niet terugkeren naar Nederland. De in de tussentijd opgelegde aanslag hadden zij niet gezien en daarom konden zij niet tijdig bezwaar maken.[6]  Ook een fout van een (voormalig) adviseur komt voor rekening en risico van een belastingplichtige.[7]

Versoepeling verschoonbare termijnoverschrijding

Volgens het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) moet meer oog komen voor bijzondere omstandigheden, zo bleek uit een recente uitspraak van een zogenoemde grote kamer van 30 januari 2024.[8] Het College somde in die uitspraak een (niet uitputtende) lijst van voorbeelden op waarbij voor een succesvol beroep op verschoonbare termijnoverschrijding in de eerste plaats kan worden gedacht aan persoonlijke omstandigheden aan de zijde van de indiener zelf (zoals psychisch onvermogen, ernstige ziekte of ongeval van de indiener of ziekte of overlijden van diens naasten en de zorgtaken die daarmee gepaard gaan) en tweede aan externe omstandigheden die voor overbelasting of stress bij de indiener zorgen (zoals een natuurramp, een besmettelijke dierziekte op het bedrijf of een brand in de woning of in een bedrijfspand). Bovendien oordeelde het CBb dat de termijn ‘redelijkerwijs’ uit artikel 6:11 Awb het bestuursorgaan of de bestuursrechter enige ruimte biedt om in gevallen waarin slechts sprake is van slechts geringe verwijtbaarheid met betrekking tot de termijnoverschrijding, deze niet aan de indiener toe te rekenen.

De Hoge Raad heeft inmiddels bepaalde elementen uit voornoemde uitspraak overgenomen. Zo oordeelde de Hoge Raad in het arrest van 5 april 2024 dat de vraag of sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding per geval moeten worden beoordeeld, waarbij het erop aankomt of van de belastingplichtige in de gegeven omstandigheden in redelijkheid kon worden gevergd om tijdig beroep in te stellen.[9] 

Daarnaast heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 19 april 2024 ook de overweging over de geringe mate van verwijtbaarheid overgenomen.[10] Of sprake is van geringe verwijtbaarheid is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij kunnen factoren zoals de hoedanigheid en de mate van deskundigheid van de indiener een rol spelen, en kan ook betekenis toekomen aan andere facturen zoals de informatie die het bestuursorgaan aan de indiener heeft verstrekt en de voortvarendheid waarmee de betrokkene alsnog bezwaar of beroep heeft ingesteld.  

In die zaak had de belastingplichtige pas na de termijn van zes weken beroep ingesteld. De belastingplichtige stelde dat hij was verhuisd, waardoor hij de uitspraak op bezwaar niet op tijd had ontvangen. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. De verhuizing was volgens de rechtbank geen verontschuldiging voor het niet-tijdig indienen van het beroepschrift. De rechtbank is van mening dat de belastingplichtige zelf verantwoordelijk is voor het wijzigen van het adres en volgens de Basisregistratie Personen is het adres pas gewijzigd na de bekendmaking van de uitspraak op bezwaar. Het bezwaar is volgens de rechtbank niet-ontvankelijk.

Volgens de Hoge Raad blijft de rechtbank onduidelijk of zij voornoemde situatie met betrekking tot de niet-tijdige indiening van het beroepschrift als gering ziet. Zou dat het geval zijn, dan is de niet-ontvankelijkheid onterecht. Als dit niet als geringe verwijtbaarheid wordt gezien is het aan de rechtbank te motiveren wat hiervoor de reden is.

Conclusie

Het is duidelijk dat met de uitspraak van het CBb en de arresten van de Hoge Raad in de hand in de toekomst coulanter wordt omgegaan met gevallen waarbij te laat bezwaar- of beroep is ingesteld. Uiteraard moet dit altijd worden beoordeeld aan de hand van de specifieke feiten en omstandigheden van het geval. Hopelijk kunnen hiermee schrijnende gevallen, zoals het voorbeeld van de ouders met ernstig zieke kinderen, in het vervolg kunnen worden voorkomen.

Mocht u zelf te laat bezwaar- of beroep hebben gemaakt en dit-ontvankelijk verklaard, terwijl u hier een goede reden voor had, neem dan gerust contact op met een van onze advocaten.


[1] Artikel 6:4 Algemene wet bestuursrecht

[2] Artikel 6:7 en 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht jo. 22j, onderdeel a, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

[3] Voornoemde situatie moet overigens niet worden verward met de situatie waarin een belastingplichtige betwist het besluit (bijv. de aanslag of de uitspraak op bezwaar) te hebben ontvangen.

[4] Vgl. HR 22 maart 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE0462, rechtsoverweging 3.3, en HR 22 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL0078, rechtsoverweging 3.2.

[5] Zie bijvoorbeeld rechtbank Noord-Holland 21 december 2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:13177.

[6] Rechtbank Noord-Nederland 24 januari 2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:1738.

[7] Zie bijvoorbeeld gerechtshof Amsterdam 22 augustus 2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:2192; en rechtbank Noord-Nederland 14 april 2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:1182

[8] College van Beroep voor het bedrijfsleven 30 januari 2024, ECLI:NL:CBB:2024:31.

[9] Hoge Raad 5 april 2019, ECLI:NL:HR:2024:515.

[10] Hoge Raad 19 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:625.

Dit bericht werd geplaatst in: Fiscale procedures

Stuur een reactie naar de auteur