Termijnen, het lijkt zo eenvoudig…

Termijnen spelen in het recht – en in het belastingrecht al helemaal – een belangrijke rol (zie ook mijn column in AV 2017, afl. 3). Net even  te laat bezwaar maken is in de meeste gevallen fataal. Gelukkig kan ook de inspecteur stevig in de problemen komen indien hij zich niet houdt aan de voor hem geldende termijnen. Of…niet?

De wetgever heeft oog gehad voor de ergernis over ambtelijke  traagheid. De termijn om uitspraak te doen op fiscale bezwaarschriften is teruggebracht naar in beginsel zes weken. Ik beschrijf hier enkele discussiepunten over het einde van deze beslissingstermijn. Allereerst de verlenging van de beslissingstermijn: de termijn om uitspraak op bezwaar te doen, eindigt zes weken gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. Deze termijn kan worden verdaagd, maar de inspecteur moet dan wel schriftelijk mededeling doen van deze verlenging. Termijnen zijn er ten behoeve van de rechtszekerheid. Aan die zekerheid heeft iemand pas wat als hij op de hoogte raakt van veranderingen. Vandaar de verplichting voor de inspecteur om termijnverlengingen op schrift te stellen. Of een stuk dat de belastingplichtige verzendt tijdig is, hangt af van de datum van ontvangst door de inspecteur. Andersom heeft echter in beginsel te gelden dat een stuk bekend is gemaakt op de dag nadat het verzonden is – dus ongeacht de datum waarop het stuk aankomt. Oneerlijk? Zeker nu inmiddels is gebleken dat de post van de Belastingdienst er zeer vaak een dag of vier over doet. Een welbewuste keuze van de top van de Belastingdienst om te besparen op de kosten van postbezorging. Curieus dat deze vertraging de termijnen van de belastingplichtige verkort in plaats van die van de overheid.

Met regelmaat wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de beslissingstermijnen te verlengen. In de parlementaire geschiedenis is aangegeven dat de reden van de verdaging in rechte kan worden getoetst. Bij een verschil van inzicht over de vraag of er een goede reden was om te verdagen, zou derhalve ondanks de verdaging beroep moeten kunnen worden ingesteld om de redenen voor de verdaging voor te leggen aan een rechter.

Een informatiebeschikking schorst de termijn om uitspraak te doen op bezwaar. In beginsel. Een al geëindigde termijn kan vanzelfsprekend niet meer worden verlengd. Dat moet betekenen dat een te laat afgegeven informatiebeschikking geen schorsende werking meer heeft. Het al dan niet terecht verlengen van de beslissingstermijn speelt dus een rol bij de vraag of de informatiebeschikking schorsende werking heeft. De Hoge Raad heeft de mogelijkheden om een informatiebeschikking af te mogen geven ruim uitgelegd. Een informatiebeschikking afgeven terwijl er al een beroep loopt bij de rechter, is echter niet toegestaan. Ook al is dit een beroep wegens het niet tijdig doen van uitspraak. Bijvoorbeeld om te toetsen of er terecht is verlengd.

Conclusie: inspecteurs springen wat makkelijk om met termijnen, gewend als ze zijn geraakt aan het feit dat er toch geen sanctie op staat. Het is echter de vraag of postvertraging wel terecht ten laste van termijnen van de bezwaarmaker mag worden gebracht. En of verdaging op onjuiste gronden de termijn daadwerkelijk verlengt. En of een ontijdige informatiebeschikking nog wel de vaak door de inspecteur beoogde schorsende werking heeft. Het is de hoogste tijd dat niet alleen de burger de consequentie van termijnoverschrijdingen ondervindt. Met het strikt hanteren van voor de inspecteur geldende termijnen kan het hem ook buitengewoon lastig worden gemaakt dossiers af te wikkelen wanneer het hem goed dunkt. Heerlijk.

Gepubliceerd in: Accountancyvanmorgen.nl

Dit bericht werd geplaatst in:

Stuur een reactie naar de auteur