Teruggaaf BPM; wordt de autohandel weer geteisterd met naheffingsaanslagen BPM?

De teruggaaf van (rest-)BPM in verband met door-export van auto’s is de laatste jaren al meer dan eens onderwerp geweest van discussie tussen autobedrijven en de Belastingdienst. In boekenonderzoeken zien wij dan ook steeds vaker terug dat de Belastingdienst zich op het standpunt stelt dat ten onrechte (rest-)BPM is ontvangen omdat auto’s, hoewel zij duurzame geregistreerd zijn in een ander EU/EER-land, feitelijk worden (door)geëxporteerd naar een land buiten de EU/EER.

Nu het einde van het jaar nadert moet de Belastingdienst in actie komen om te zorgen dat hij de, in zijn ogen, (on)terechte teruggaaf van (rest-)BPM over het jaar 2018 na te heffen. Op 1 januari 2024 is dat namelijk niet meer mogelijk. Uit de branche bereikte ons het bericht dat meerdere autobedrijven zijn/worden geconfronteerd met een naheffingsaanslag BPM over het jaar 2018. Ons advies: maak bezwaar!

Waarover gaat deze problematiek eigenlijk en wat moet u doen als u een (verlaat) BPM-kerstcadeau ontvangt van de Belastingdienst? U leest het in dit blog!

Recht op teruggaaf van (rest-)BPM?

Wanneer een voertuig wordt geëxporteerd naar een ander EU-/EER-land kan, onder bepaalde voorwaarden, teruggaaf van (rest-)BPM worden verleend.  In de basis komt dat neer op de volgende voorwaarden;

  1. De tenaamstelling van het motorrijtuig in het kentekenregister komt te vervallen omdat het motorvoertuig “buiten Nederland” wordt gebracht;
  2. Het voertuig wordt ingeschreven in een ander EU-lidstaat of EER-land en
  3. Als bewijs van de inschrijving moet een – niet tijdelijk – kenteken worden afgegeven.

In het Uitvoeringsbesluit zijn nog aanvullende voorwaarden opgenomen waaraan moet worden voldaan om aanspraak te maken op teruggaaf van (rest-)BPM. Deze nadere voorwaarden zijn in de loop der jaren overigens gewijzigd.

Zo dient per 1 januari 2021, op verzoek van de inspecteur, bewijsstukken te worden overgelegd waaruit blijkt dat het voertuig naar de lidstaat/EER-staat van inschrijving is gebracht.[1] En per 1 januari 2022 geldt als “harde” voorwaarde dat de auto niet “buiten Nederland” is gebracht maar naar het land van inschrijving.[2]

Waar zit het probleem?

In de autobranche was het gebruikelijk dat auto’s duurzaam werden geregistreerd in een ander EU-land maar feitelijk werden geëxporteerd naar een land buiten de EU/EER. In veel gevallen werd de auto dus niet naar het land van inschrijving gebracht. Een variant daarop was de slechts “tijdelijke” overbrenging naar het land van registratie. In die gevallen was de auto “slechts” een zeer korte tijd in het buitenlandse geregistreerd en werd daarna geëxporteerd naar een land buiten de EU/EER. Oftewel; in die gevallen had de overbrenging niet als bestemming het land van inschrijving maar het land buiten de EU of EER.

Op basis van de wettekst (vóór 2021) bestond recht op teruggaaf van (rest-)BPM omdat niet vereist was dat de auto ook daadwerkelijk werd overgebracht naar het land van duurzame inschrijving.

De wetgever heeft deze “route” destijds onderkent maar bewust de keuze gemaakt in de wetgevingsprocedure om daar niks aan te doen. Met andere woorden; deze route was vóór 2021 ook al niet in lijn met de kennelijke bedoeling van de teruggaafregeling maar de wetgever heeft nagelaten de wettekst hierop aan te passen.

De Belastingdienst grijpt daarentegen juist de bedoeling van de teruggaafregeling aan om (toch) naheffingsaanslagen BPM op te leggen. Hij betrekt daarbij juist de stelling dat autohandelaren niet conform de bedoeling van de teruggaafregeling hebben gehandeld en dat zij dus geen recht hadden op teruggaaf van (rest-)BPM.

Deze kwestie is ook al eerder aan rechters voorgelegd met een opmerkelijk wisselend resultaat.

Eerdere jurisprudentie

Zo bevestigde Gerechtshof Den Haag in 2018 de uitspraak van Rechtbank Den Haag en bestond er geen recht op teruggaaf van (rest-)BPM als de auto rechtstreeks vanuit Nederland naar een land buiten de EER/EU werd gebracht. Ondanks dat de wetgever dit probleem had onderkend en bewust geen maatregelen had genomen handelde de autohandelaar niet conform doel en strekking van de teruggaafregeling.

Recente jurisprudentie

Rechtbank Gelderland kwam dit jaar (2023) tot een compleet ander oordeel.

De Rechtbank erkent dat de inspecteur gelijk heeft in de constatering dat de teruggaafregeling specifiek is ontworpen voor export naar een andere EU-lidstaat of een ander EER-land. Dat neemt niet weg dat het niet mogelijk is om via een beroep op de bedoeling van de wetgever te bewerkstelligen dat de wettekst wordt geïnterpreteerd op een manier die kennelijk opzettelijk niet is geformuleerd door de wetgever.

Kennelijk meende de wetgever dat aan het doel van de teruggaafregeling kon worden voldaan door enkel te stellen dat het voertuig buiten Nederland moest worden gebracht en deze duurzaam was geregistreerd in een EU/EER-land, aldus de rechtbank.

Ik verwacht echter wel dat een soortgelijk geval zal moeten worden uitgeprocedeerd tot en met de Hoge Raad om hierover meer duidelijkheid te krijgen.

Wat moet u doen als u een naheffingsaanslag BPM heeft ontvangen?

Zoals eerder opgemerkt zal de Belastingdienst naheffingsaanslagen BPM over het jaar 2018 willen opleggen voor het einde van dit jaar in verband met verjaring. Wat moet u doen als u een naheffingsaanslag BPM heeft ontvangen?

Wij raden aan om (pro forma) bezwaar te maken tegen de naheffingsaanslag om op dit manier uw rechten veilig te stellen. Let daarbij op de zes wekentermijn waarbinnen u bezwaar moet maken. Lees in dit blog aan welke voorwaarden uw bezwaarschrift moet voldoen en welke andere aspecten van belang zijn.

Het is daarbij belangrijk om te vermelden dat als u bezwaar maakt tegen de naheffingsaanslag dit ook kwalificeert als een verzoek om uitstel van betaling. U hoeft in dat geval het totaalbedrag op de naheffingsaanslag niet direct te betalen. Wel dient u in dat geval rekening te houden met invorderingsrente.

Heeft u enkel nog een vooraankondiging ontvangen waarin de inspecteur aangeeft over te gaan tot het opleggen van een naheffingsaanslag? Verzoek dan om inzage in alle op de zaak betrekking hebbende stukken en een nadere termijn om uw zienswijze op zijns voornemen kenbaar te maken. Krijgt u die mogelijkheid niet? Dan wordt (mogelijk) het verdedigingsbeginsel geschonden.

Heeft u hierover nadere vragen? Neem dan gerust contact op! Ook tijdens de kerstdagen ben ik bereikbaar op 06-52286395 voor prangende vragen!


[1] Artikel 4a, eerste lid, sub d, Uitvoeringsbesluit belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992.

[2] Artikel 4a, eerste lid, sub a, Uitvoeringsbesluit belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992.

Stuur een reactie naar de auteur