Toekenning schadevergoeding inzake bezwaarfase, bestaande uit vergoeding voor interne kosten en kosten voor externe adviseurs

Samenvatting


In geschil is enkel nog de omvang van de aan belanghebbende te vergoeden schade in de bezwaarfase met betrekking tot de schriftelijke afwijzing door de inspecteur van het verzoek tot toepassing van de bedrijfsfusievrijstelling (kapitaalsbelasting). Het hof stelt voorop dat sprake is van een onrechtmatige overheidsdaad indien een bestuursorgaan een besluit neemt en (bij uitspraak op bezwaar) handhaaft dat naderhand door de rechter wordt vernietigd wegens strijdigheid met het recht. In zo’n geval is de schuld van het bestuursorgaan daarmee in beginsel gegeven. Het onrechtmatige besluit dat als uitgangspunt moet worden genomen voor de periode waarop de schadeplicht betrekking heeft is de schriftelijke afwijzing van het verzoek tot toepassing van de bedrijfsfusievrijstelling. Het hof kent een deel van de door belanghebbende gevraagde schadevergoeding toe, bestaande uit vergoeding voor interne kosten – salariskosten van drie interne medewerkers – en kosten voor het inschakelen van externe adviseurs. Dit schadevergoedingsbedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente daarover, in dit geval gerekend vanaf de datum van de uitspraken op bezwaar.
(Beroep gegrond.)


Commentaar

Voorafgaande aan de inwerkingtreding van de Wet kosten bestuurlijke voorprocedures konden de door een belanghebbende gemaakte kosten van een bezwaarschriftprocedure ruimhartig worden vergoed onder de noemer ‘schadevergoeding’ ex art. 8:73 Awb. De onderhavige schadestaatprocedure is het vervolg van Hof Amsterdam 6 januari 2011, nr. 09/00259 (NTFR 2011/1663).
Belanghebbende en haar belastingadviseur hebben ten bewijze van de gemaakte kosten van een bezwaarschriftprocedure een zevental declaraties uit de jaren 2000 tot en met 2003 overgelegd van in totaal € 133.656, maar vanwege het tijdsverloop was de belastingadviseur niet meer in staat een urenspecificaties te produceren zodat onduidelijk was welke deel van de gedeclareerde kosten betrekking hadden op de voor vergoeding in aanmerking komende werkzaamheden. Het wekt enige verbazing dat de belastingadviseur niet reeds ten tijde van de start de beroepsprocedure heeft geanticipeerd op zijn eigen verzoek om schadevergoeding en niet toen reeds urenspecificaties heeft geproduceerd en bewaard. Het hof schat dan ook in goede justitie de voor vergoeding in aanmerking komende kosten van de belastingadviseur op € 52.500 (150 uur x € 350 per uur).
Sinds 12 maart 2002 moeten belastingplichtigen het ingevolge art. 7:15, lid 4, Awb slechts doen met karige forfaitaire vergoedingenregeling van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), ook wel schertsend aangeduid als het Fooienbesluit. Een integrale vergoeding van de kosten van een bezwaarschriftprocedure is thans enkel nog aan de orde ingeval van bijzondere omstandigheden (art. 2, lid 3, Bpb), bijvoorbeeld ‘indien het bestuursorgaan het verwijt treft dat het een beschikking of uitspraak geeft respectievelijk doet of in rechte handhaaft, terwijl op dat moment duidelijk is dat die beschikking of uitspraak in een (de) daartegen ingestelde procedure geen stand zal houden’ (NTFR 2007/711). Maar ook in een dergelijk geval zal veelal een urenspecificatie nodig zijn om de voor (integrale) vergoeding in aanmerking komende kosten te kunnen vaststellen.


[1] Mr. I.R.J. Thijssen is verbonden aan Jaeger Advocaten-belastingkundigen.


Bron: http://www.ndfr.nl/link/NTFR2012-1749
Datum: 14-4-2016 14:46:44

Stuur een reactie naar de auteur