Het vaststellen van identiteit: gang door ‘wasstraat’ niet altijd noodzakelijk

Het zal deelnemers in de strafrechtketen niet zijn ontgaan. Vooral de iets grotere politiebureaus zijn tegenwoordig allemaal ingericht om door middel van het controleren van identiteitsbewijzen, het nemen van foto’s en het maken van vingerafdrukken de identiteit van personen vast te stellen. Ongeacht of iemand een gegronde reden heeft om niet in politiesystemen opgenomen te worden: deze gang van zaken is een aanzienlijke inbreuk op iemands privacy. Daarbij is het niet te voorspellen wat, de technologische ontwikkelingen in ogenschouw nemende, met deze gegevens in de toekomst gebeurt.

Hoe vindt de identificatie plaats en waarom? Wat kan je allemaal doen en aanvoeren om (verdere) identificatie te voorkomen?

Wijze van vaststellen van de identiteit: ‘de wasstraat’

Om de identiteit vast te stellen, zijn zogenaamde ‘wasstraten’ ingericht. In een aparte ruimte wordt, nadat het identiteitsbewijs op authenticiteit is gecontroleerd, iemand doorgeleid naar een plek waar diens foto wordt gemaakt, waarna moet worden doorgelopen naar een glasplaat waarop handen moeten worden geplaatst om zo de vingerafdrukken vast te leggen. Op basis van deze identificerende informatie wordt deze persoon vervolgens een zogenaamd ‘strafketennummer’ toebedeeld.

Het doel van deze werkwijze is om ervan overtuigd te zijn dat justitie de juiste persoon voor zich heeft. Ook wordt op deze wijze bijvoorbeeld voorkomen dat vermogende veroordeelden dubbelgangers kunnen betalen om aan hen opgelegde gevangenisstraffen uit te laten zitten door dubbelgangers. Een laatste voordeel is uiteraard dat op documenten aangetroffen vingersporen die voorwerp van onderzoek zijn of bijvoorbeeld vingerafdrukken die op plaats delict zijn aangetroffen vergeleken kunnen worden met de informatie uit de snel groeiende databank. Deze databank groeit snel omdat tegenwoordig bij iedereen bij wie een verhoor op een politiebureau wordt afgelegd daaraan voorafgaand door ‘de wasstraat’ wordt geleid.

Wie kan worden geïdentificeerd?

Iedereen is verplicht om een identiteitsbewijs te kunnen tonen. Niet alleen verdachten, maar bijvoorbeeld ook getuigen kan worden gevraagd deze te tonen. Op basis van artikel 27a Sv kan aan een verdachte naast het stellen van vragen over zijn identiteit tevens een onderzoek plaatsvinden naar zijn identiteitsbewijs. Indien er sprake is van een iets zwaarder misdrijf, kan op basis van artikel 55c, tweede lid Sv tevens de rondgang door de wasstraat volgen. Van een ‘zwaarder misdrijf’ is overigens al snel sprake: indien op een delict naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer staat (denk hierbij onder andere aan verdenkingen voor valsheid in geschrifte, het doen van onjuiste fiscale aangiften, etc.) kunnen politieambtenaren al overgaan tot ‘het nemen van vingers’ en het maken van foto’s.

‘Wasstraat’ bij niet-aangehouden verdachten?

Indien een verdachte wordt aangehouden, valt de wasstraat niet te ontlopen. Zeker in fraudezaken komt het echter geregeld voor dat verdachten, ook van ‘zwaardere misdrijven’, door de (financiële) recherche of door FIOD ambtenaren worden opgeroepen om als verdachte een verhoor te ondergaan maar niet worden aangehouden. Van een heterdaadsituatie is immers geen sprake. Er bestaat verder vaak in de regel ook geen noodzaak om iemand buiten heterdaad aan te houden mits aan de oproeping om te verschijnen gehoor wordt gegeven.

Om een zogenaamd strafketennummer aan iemands identiteit te verbinden zullen opsporingsambtenaren ook de identiteit van deze verdachten willen vaststellen. Voor niet-aangehouden verdachten geldt echter dat zij, ondanks dat zij in een politiebureau worden verhoord, vrij zijn om te gaan en te staan. Omdat een niet-aangehouden verdachte elk moment het politiebureau uit mag stappen, kan een niet-aangehouden verdachte dus ook niet worden gedwongen om een ronde door ‘de wasstraat’ te ondergaan.

Ten behoeve van het vaststellen van de identiteit kan een verdachte echter wel apart worden aangehouden. Op het moment echter dat ten behoeve van het vaststellen van de identiteit een verdachte zijn identiteitsbewijs toont, zou dit afdoende moeten zijn, zelfs als de verdenking ziet op ‘een zwaarder misdrijf’. Hoewel hierover nog geen jurisprudentie bestaat, lijken niet-aangehouden verdachten de wasstraat zo te kunnen ontlopen.

Bedenk echter wel dat het verzetten tegen de identificatie anders dan door het tonen van een identiteitsbewijs er wel toe kan leiden dat een officier van justitie tóch overgaat tot het aanhouden buiten heterdaad. Indien de verdachte op dat moment al weer terug naar huis is, zou dit in een extreem geval kunnen betekenen dat iemand in de vroege ochtend wordt opgehaald door de politie om te worden getransporteerd naar een politiebureau om – na identificatie – alsnog te worden verhoord.

Indien het echter duidelijk is dat deze ingrijpende gang van zaken uitsluitend is uitgelokt omdat een verdachte geen foto’s wilde laten maken en vingers wilde laten nemen, biedt dit op zijn minst munitie voor een verweer dat de aanhouding buiten heterdaad niet noodzakelijk was. Dit verweer heeft vanzelfsprekend meer gewicht indien de verdachte aanvankelijk wel gehoor heeft gegeven aan de oproep om te verschijnen op het bureau, maar, na geconfronteerd met de voorgenomen toepassing van de bevoegdheden, besloten heeft van zijn recht om rechtsomkeert te maken gebruik heeft gemaakt. Het is uiteraard de vraag of een verdachte dit risico wenst te nemen. Net zoals het de vraag is of een officier van justitie de extra inspanning, tijd en mankracht over heeft om de verdachte thuis op te laten halen.

Al geïdentificeerd?: proportionaliteit en subsidiariteit

Hoewel vanwege interne richtlijnen opsporingsambtenaren zich verplicht voelen om alle verdachten door de wasstraat te leiden, is van een wettelijke verplichting daartoe uitdrukkelijk verder geen sprake. Opsporingsambtenaren zijn tot het vaststellen van de identiteit ‘slechts’ bevoegd. Zoals bij toepassing van elke bevoegdheid zijn ook bij het vaststellen van de identiteit de beginselen van evenredigheid en noodzakelijkheid van toepassing. Indien er niet voldoende noodzaak bestaat om tot de toepassing van dwangmiddelen over te gaan en er een andere, minder ingrijpende mogelijk bestaat, dient daarvoor te worden gekozen.

Indien iemand al eerder is geïdentificeerd (en wellicht zelfs al een strafketennummer toebedeeld heeft gekregen), bestaat er niet langer de noodzaak om deze persoon door de wasstraat te leiden. Ook indien deze identificatie ‘slechts’ heeft plaatsgevonden door middel van het tonen van een identiteitskaart. Van enige noodzaak om foto’s en vingers te nemen is natuurlijk verder ook minder sprake als de verdachte ‘een bekende’ is omdat (dezelfde) opsporingsambtenaren de persoon al eerder hebben verhoord en in dat kader hebben geïdentificeerd.

Tips

Indien u of uw cliënt (als niet-aangehouden verdachte) om wat voor redenen dan ook niet wil dat zijn foto en vingerafdrukken tot in lengte der tijden in de systemen van de overheid bewaard blijven, hieronder enige tips:

  • Probeer te bewerkstelligen dat het verhoor plaatsvindt op een locatie waar geen ‘wasstraat’ aanwezig is. Zeker bij verhoren door de FIOD bestaat de mogelijkheid om deze af te nemen in gebouwen van de belastingdienst. In elk geval is daar nog niet geïnvesteerd in apparatuur om doormiddel van ‘het afnemen van vingers’ en het maken van foto’s de identiteit van personen vast te stellen;
  • Vergeet niet aan te voeren dat ten behoeve van het vaststellen van de identiteit ook minder ingrijpende methoden bestaan of dat er in het verleden al een strafketennummer aan de persoon is verbonden.
  • Mocht dit niet lukken: geef op voorhand aan dat geen medewerking wordt verleend aan een opvolgend verhoor indien de gang door de wasstraat moet worden doorlopen. Dit kan door, na het gevolg te hebben gegeven aan de oproeping om te verschijnen, huiswaarts wordt gegaan als niet tot aanhouding wordt overgegaan. Mocht toch tot aanhouding worden overgegaan om een verdachte te kunnen dwingen diens identiteit vast te laten stellen, kan worden overwogen om niet mee te werken aan het verhoor. Bijvoorbeeld door gebruik te maken van het zwijgrecht. Bedenk wel dat het gebruik maken van het zwijgrecht consequenties kan hebben voor de (toekomstige) procespositie. Zo kan het pas op een later ogenblik afleggen van een verklaring over bijvoorbeeld aangetroffen vermogen in een witwasonderzoek tot gevolg hebben dat een dergelijke verklaring minder gewicht wordt toebedeeld. Laat u over dit onderwerp dan ook altijd adviseren door een advocaat.

Stuur een reactie naar de auteur