Verlenging horizonbepaling overtredersbegrip

Artikelsgewijze toelichting


Ingevolge de Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit is grond van artikel 670 AWR en artikel 41bis van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) het overtredersbegrip in de fiscaliteit, onderscheidenlijk voor de toeslagen, uitgebreid met de doen pleger, de uitlokker en de medeplichtige. Dit maakt het mogelijk om betrokkenen die anderen bewust helpen bij het niet nakomen van hun verplichtingen in de fiscaliteit of toeslagen een bestuurlijke boete op te leggen. Deze mogelijkheid vervalt ingevolge artikel V van de Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit met ingang 1 januari 2019, tenzij voor die datum een voorstel van wet bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal is ingediend dat in het onderwerp van genoemde artikelen 67o en 41bis voorziet.

Voorgesteld wordt om de in die horizonbepaling opgenomen vervaldatum vijf jaar op te schuiven en te vervangen door 1 januari 2024. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar het algemeen deel van deze memorie.

Noot

Invoering deelnemersboetes

Bij de invoering van de medeplegersboete werd aangegeven dat er geen behoefte was aan (de) andere in het strafrecht bestaande deelnemersvormen. Toen kwam de zogenoemde Bulgarenfraude. Zonder enige vorm van evaluatie naar de medeplegersboete en/of inventarisatie van de behoefte aan de andere deelnemersvormen werd in het Belastingplan 2014 voorgesteld de doen pleger, de uitlokker en de medeplichtige onder het overtredersbegrip in de Awir, de wet voor de formaliteiten bij de toeslagen, te brengen. Op grond van een motie van Kamerlid Neppérus is deze uitbreiding ook maar direct in de AWR opgenomen: artikel 67o. Wel met een horizonbepaling voor vijf jaar: bij geen gebruik van de bepaling, of nadere wetgeving, zou de bepaling komen te vervallen.

Horizonbepaling loopt ten einde

De bepaling is niet gebruikt, verval lag op de loer. De wetgever was een beetje vergeten dat de boete pas kan worden opgelegd bij een aanslag over het jaar volgend op de invoering. Voordat een eerste mogelijk beboetbare zaak zich voordoet, is het grootste deel van de horizonbepaling dus al verlopen. Deze knulligheid tezamen met ‘een zorgvuldig intern toestemmingstraject’ is de argumentatie voor het verlengen van de horizonbepaling.

Geen tijd, aldus de toelichting, om de effectiviteit van de uitbreiding van het overtredersbegrip te bepalen en te evalueren.

Argumentatie voor verlenging

Dezelfde wetgever die dit vijf jaar geleden had kunnen zien aankomen, maar over het hoofd heeft gezien, loopt maar wel alvast op de evaluatie vooruit. Dit neemt niet weg dat de uitbreiding van het overtredersbegrip grote meerwaarde heeft voor de fiscale handhavingspraktijk. Zo gaat er een belangrijke preventieve werking van uit die niet direct zichtbaar is in het aantal opgelegde boeten.

Het vervolg op de argumentatie is nog eigenaardiger. Het kabinet is van plan om deelnemersboetes openbaar te maken. Het zou toch jammer zijn, zo lees ik de toelichting, dat juridische beroepsbeoefenaren niet aan de schandpaal kunnen worden genageld, als de horizonbepaling niet wordt verlengd en daarmee artikel 67o AWR vervalt. Dat is een knap staaltje doelredenering.

Parallel strafrecht

Het laat onverlet dat een wat mij betreft (wel) belangrijk argument om deze deelnemingsvormen in de fiscaliteit te houden het feit is dat ze in het strafrecht bestaan. Een medeplichtige strafrechtelijk vervolgen omdat hij fiscaal niet kan worden beboet lijkt mij voor alle partijen onwenselijk. Ook kan ik mij in het licht van de focus op facilitators voorstellen dat de mogelijkheid de doen pleger te beboeten inderdaad interessant is voor de fiscus. Er zijn natuurlijk gevallen waar de belastingplichtige echt van niets wist. Een boete voor medeplegen is dan niet op zijn plaats.

Over de auteur


B.J.G.L. (Ludwijn) Jaeger
De auteur is verbonden aan Jaeger Advocaten-belastingkundigen te Amsterdam.

Dit bericht werd geplaatst in: Fiscaal strafrecht (FIOD)

Stuur een reactie naar de auteur