Verzuimboete van € 500 voor eerste verzuim is passend en geboden

NTFR 2022/2231

Rechtbank Zeeland-West-Brabant
ECLI:NL:RBZWB:2022:2174

Samenvatting

Belanghebbende is opgericht op 27 september 2018. De activiteiten van belanghebbende bestaan uit fiscale advieswerkzaamheden. Belanghebbende is uitgenodigd, herinnerd en aangemaand tot het doen van aangifte vennootschapsbelasting over het eerste verlengde boekjaar. Omdat een aangifte uitbleef is aan belanghebbende een ambtshalve aanslag met verzuimboete van € 2.757 opgelegd. Bij uitspraak op bezwaar is deze verzuimboete verminderd tot € 500. Belanghebbende komt in beroep. Belanghebbende stelt dat de boete disproportioneel is, ook gelet op de geringe omzet en winst. Zij stelt voorts dat zij te goeder trouw was en dat het niet indienen van de aangifte slechts een vergissing was.

De rechtbank verwerpt het beroep van belanghebbende. Een verzuimboete dient als prikkel om aan de aangifteverplichting te voldoen en is onafhankelijk van de hoogte van de verschuldigde belasting. Daar komt bij dat de wetgever het maximum van de boete heeft verhoogd om de aangiftebereidheid te versterken. De rechtbank constateert vervolgens dat de inspecteur de boete heeft verminderd tot € 500 om zo rekening te houden met de financiële situatie van belanghebbende en omdat het een eerste verzuim betreft. De rechtbank acht een dergelijke boete passend en geboden.

(Beroep ongegrond.)

Noot

De inspecteur kan een verzuimboete opleggen als een belastingplichtige niet (tijdig) heeft voldaan aan zijn aangifteverplichting (art. 67a lid 1 AWR). Hiervan is sprake als de belastingplichtige niet binnen de op de aanmaning vermelde termijn zijn aangifte indient. De mate van verwijtbaarheid speelt bij een verzuimboete geen rol, tenzij sprake is van afwezigheid van alle schuld (avas). Belanghebbende had op de zitting erkend dat avas niet speelde en dat zij in verzuim was tijdig aangifte te doen. Het argument dat zij aandroeg over de verantwoordelijkheid van de accountant sloot een succesvol beroep op avas echter niet uit.

Belanghebbende had aangevoerd dat zij te goeder trouw was en dat slechts sprake was van een vergissing. Zij had de aangifte over het hoofd gezien en haar accountant had haar er ook niet op gewezen. Het lijkt er dus op dat belanghebbende niet met de accountant had afgesproken dat hij de aangifte zou indienen. Als dat wel zo was geweest, dan had belanghebbende zich mogelijk met succes op avas kunnen beroepen. Hof Den Bosch overwoog hierover eerder dat een belastingplichtige er in de regel op mag vertrouwen dat een gerenommeerd kantoor de aangiften voor zijn klanten tijdig indient, zonder dat hij behoeft te controleren of dat ook daadwerkelijk gebeurt (Hof Den Bosch 23 juli 2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:3386, NTFR 2013/2076). Om met succes een beroep op avas te kunnen doen, is het overigens niet nodig om een gerenommeerd kantoor in te schakelen. Het moet gaan om adviseur die een belastingplichtige voor voldoende deskundig mocht houden en aan wiens zorgvuldige taakvervulling hij niet behoefde te twijfelen (vgl. HR 13 februari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH2586 (NTFR 2009/421) en HR 15 mei 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI3758 (NTFR 2009/1113)).

Op grond van dat laatste criterium ging het in de zaak bij Hof Den Bosch alsnog mis voor de belastingplichtige. Omdat de aangiften in voorgaande jaren door dezelfde gemachtigde van het gerenommeerde kantoor niet tijdig waren ingediend, had belanghebbende reden om te twijfelen aan de zorgvuldige taakuitvoering door deze gemachtigde.

De belanghebbende in deze zaak had verder nog aangevoerd dat de boete moest worden vernietigd dan wel verminderd, omdat deze volgens haar disproportioneel is en niet passend. Zij had immers haar volledige omzet verantwoord in de aangifte van holdingmaatschappij, waardoor feitelijk niet te weinig belasting was betaald. Tot slot wees belanghebbende nog op de beperkte omzet en verschuldigde belasting. Dit zijn goede argumenten die echter al waren verdisconteerd in de vermindering van de boete in de bezwaarfase van € 2.757 tot € 500.

De rechtbank wijst ter motivering van het niet verder verlagen van de boete, op de verhoging van het wettelijk verzuimboete maximum in het Belastingplan 2010. De maximale verzuimboete voor het niet of niet tijdig doen van aangifte voor een aanslagbelasting werd toen verhoogd van € 1.134 naar € 4.537 (thans € 5.514), met als doel de bereidheid van belastingplichtigen te versterken om hun wettelijke verplichtingen na te komen (Kamerstukken II 2008/09, 32 128, nr. 3, p. 34.) Inmiddels is bekend dat de zelfstandige boetemaxima in de AWR voor verzuimboetes waarschijnlijk gaan verdwijnen. Met het oog op de gewenste stroomlijning van het punitieve bestuursrecht met het strafrecht is een (concept)wetsvoorstel ter internetconsultatie ingediend waarin voor de hoogte van de verzuimboetes in de AWR aan wordt gesloten bij de geldboetecategorieën van art. 23 lid 4 Wetboek van Strafrecht (https://www.internetconsultatie.nl/boetemaxima/b1). De maximale verzuimboete van art. 67a AWR voor het niet of niet tijdig doen van aangifte voor een aanslagbelasting wordt hierdoor verlaagd tot thans € 4.500.

Dit bericht werd geplaatst in:

Stuur een reactie naar de auteur