De nachtmerrie van een (oud-)bestuurder

Badend in het zweet wakker worden en dan beseffen dat het geen nare droom is: als (oud-)bestuurder persoonlijk aansprakelijk worden gehouden voor niet betaalde belastingschulden van de onderneming.

Het overkwam een oud-bestuurder in een procedure die onlangs speelde voor het Hof ‘s-Hertogenbosch. Hij was door de Belastingdienst voor honderdduizenden euro’s persoonlijk aansprakelijk gesteld voor de omzetbelastingschulden die het gevolg zouden zijn van vermeende betrokkenheid van de B.V. bij btw-carrouselfraude.

Het Hof maakt voor een groot deel een eind aan de nachtmerrie voor deze oud-bestuurder: slechts een fractie van de aanvankelijke beschikking aansprakelijkstelling blijft overeind. Dit komt niet alleen doordat de Belastingdienst (1) te laat is met het bekendmaken van de aanslag, maar ook omdat (2) de ontvanger zich vergeefs beroept op het leerstuk van schakel- c.q. ketenbewijs.

Naheffingsaanslag niet tijdig bekendgemaakt

Ook de Belastingdienst is gebonden aan termijnen. De bevoegdheid tot het opleggen van een naheffingsaanslag omzetbelasting vervalt door verloop van vijf jaren na het einde van het kalenderjaar waarin de belastingschuld is ontstaan of de teruggaaf is verleend. Indien de Belastingdienst bijvoorbeeld over het jaar 2013 nog een naheffingsaanslag wil opleggen, dan verloopt hiervoor de termijn op 31 december 2018. De dagtekening van de aanslag is hierbij beslissend voor het bepalen van het tijdstip waarop een aanslag is vastgesteld.

In de onderhavige procedure ging het onder andere om een naheffingsaanslag omzetbelasting over het jaar 2003. De aanslag is gedagtekend op 10 december 2008. Zo op het eerste gezicht is de Belastingdienst dan ook binnen de zogenoemde “vijfjaarstermijn”. De Hoge Raad heeft echter ook bepaald dat een uitzondering bestaat op de regel dat de dagtekening van de aanslag beslissend is. Dit is het geval indien een aanslag pas na de dagtekening van het aanslagbiljet is bekendgemaakt. Alsdan komt de datum van de bekendmaking in de plaats van de dagtekening van het aanslagbiljet.

In de onderhavige procedure ging het om een geliquideerde B.V. Het staat vast dat de naheffingsaanslag voor wat betreft het jaar 2003 in 2008 op een onjuiste wijze bekend is gemaakt, namelijk op het adres van de nieuwe directeur (niet zijnde belanghebbende). In 2009 was de aanslag aan de vereffenaar bekend gemaakt, en in 2010 aan de gewezen bestuurder (belanghebbende). Echter in beide varianten was de Belastingdienst te laat. Voor zover de beschikking aansprakelijkstelling betrekking had op het jaar 2003, is deze vernietigd.

Schakelbewijs- C.Q. Ketenbewijs: stop die spooktrein!

Schakel- c.q. ketenbewijs is een spooktrein in zowel het belastingrecht als in het strafrecht. In het strafrecht is dit aan de orde wanneer aan een verdachte meerdere (strafbare) feiten ten laste zijn gelegd, en dat het bewijsmateriaal met betrekking tot één van die feiten geacht wordt bij te dragen tot het bewijs van één of meer van de andere feiten. De Belastingdienst probeert in de onderhavige procedure hetzelfde: is bij één transactie sprake van wist of had moeten weten van de fraude, dan heeft dat te gelden voor alle transacties.

De FIOD heeft ten aanzien van bepaalde transacties tot januari 2004 onderzoek gedaan. In dat onderzoek is een schema opgesteld van de transacties, de facturen, geldstromen en een beschrijving van de schakels in de keten. Voor deze transacties is de belanghebbende ook strafrechtelijk veroordeeld. Met betrekking tot de transacties ná januari 2004 is door de FIOD géén onderzoek gedaan. Deze transacties betreffen een andere keten en andere betrokken partijen. De Belastingdienst neemt de stelling in dat omdat bij de wel onderzochte transacties aannemelijk is geworden dat er sprake was van schijntransacties, de conclusie gerechtvaardigd is dat bij de transacties waarnaar geen onderzoek is gedaan ook sprake is van schijntransacties. Eens een boef, altijd een boef. Die stelling deelt het Hof gelukkig niet en vernietigt ook de beschikking aansprakelijkstelling voor het jaar 2004 voor het grootste gedeelte.

Zoals ik in mijn eerdere blog “btw-fraude: aantonen per handeling?” heb betoogd dient iedere handeling op zichzelf te worden beschouwd en dient de Belastingdienst de btw-fraude per handeling aan te tonen. Dat heeft de Belastingdienst in de onderhavige procedure niet gedaan.

Conclusie

Indien u als (oud-)bestuurder persoonlijk aansprakelijk wordt gesteld voor belastingschulden van de B.V., onthoud dan dat de Belastingdienst hierbij niet zelden (te) kort door de bocht gaat. Ga de strijd aan als termijnen zijn overschreden en/of de Belastingdienst aan het generaliseren is om tot een bewezenverklaring te komen. Eens een boef betekent niet altijd een boef!

Voor meer verweren tegen een beschikking aansprakelijkstelling verwijs ik naar de blog van mijn kantoorgenoot Nick van den Hoek.

Stuur een reactie naar de auteur