Langzame postbezorging vanuit Zimbabwe vormt geen verschoonbare termijnoverschrijding

Samenvatting


De inspecteur heeft het bezwaarschrift van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Belanghebbendeheeft het bezwaarschrift laten indienen door zijn zakenpartner in Zimbabwe. Rechtbank Haarlem oordeelde dat belanghebbende nietaannemelijk heeft gemaakt dat in dit geval sprake is van een in de sfeer van de (internationale) postbezorging gelegen omstandigheidvan zodanig abnormale aard, dat deze niet aan belanghebbende kan worden toegerekend. Het risico dat een bezwaarschrift dat achtdagen voor het verstrijken van de termijn in Zimbabwe ter post is bezorgd niet voor het einde van de termijn ter bestemder plaatseaankomt, is daarom voor risico van belanghebbende. Het hof onderschrijft dit oordeel en voegt daaraan toe dat het feit dat hetaanslagbiljet eerst vijf weken na de datum van bekendmaking door de indiener van het bezwaarschrift is ontvangen, waardoor slechtsbetrekkelijk weinig tijd resteerde om vanuit Zimbabwe tijdig bezwaar te maken, het directe gevolg is van de omstandigheid datbelanghebbende geen toereikende maatregelen heeft getroffen voor de verwerking van haar post tijdens de afwezigheid van haardirecteuren. Gelet op deze omstandigheid is er geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding.
(Hoger beroep ongegrond.)


Commentaar

  1. In dit geval staat vast dat de bezwaartermijn eindigt op 31 december 2007 en dat het bezwaarschrift op 10 januari 2008 door deinspecteur is ontvangen. Het bezwaarschrift is dan niet-ontvankelijk, tenzij sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding (art.
    6:11 Awb).
  2. Of sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding is afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het geval. Alshoofdregel kan worden aangenomen dat er geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding als de termijnoverschrijdingaan de belastingplichtige zelf is te wijten.
  3. De bewijslast van een verschoonbare termijnoverschrijding rust op de belastingplichtige. In deze procedure voert de belastingplichtigedaartoe aan dat de late ontvangst van het bezwaarschrift is te wijten aan een vertraagde verwerking en bezorging van de verschillendepostondernemingen. Dit standpunt wordt door de belastingplichtige niet met concrete feiten of nadere stukken onderbouwd. Het hofoordeelt dan ook dat de belastingplichtige niet in de op hem rustende bewijslast is geslaagd.
  4. Dit betekent dat niet aannemelijk is geworden dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Het hof oordeelt dan ookdat het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk is verklaard.

    [1] Mr. M.H.W.N. Lammers is advocaat bij Hertoghs advocaten – belastingkundigen.

    Bron: http://www.ndfr.nl/link/NTFR2010-2835
    Datum: 25-4-2016 14:36:51
Dit bericht werd geplaatst in:

Stuur een reactie naar de auteur