Verhoor bij FIOD: verklaren of niet verklaren, dat is de vraag

Als er een strafrechtelijk onderzoek van de Belastingdienst/FIOD tegen u loopt, dan zult u op een gegeven moment verhoord worden. Dat verhoor kan plaatsvinden na een (onaangekondigde) aanhouding. Het komt regelmatig voor dat de aanhouding gelijktijdig met een inval van de Belastingdienst/FIOD plaatsvindt. Dat gebeurt vaak op een onverwacht, en dus vervelend, moment. De inval kan in uw woning plaatsvinden, maar ook – al dan niet gelijktijdig – in het bedrijfspand van uw onderneming.

Een verhoor hoeft echter niet gepaard te gaan met een inval en aanhouding, u kunt er ook voor worden uitgenodigd.  U krijgt dan een brief waarin u wordt verzocht om u op aangegeven dag en tijdstip te melden op een kantoor van de Belastingdienst/FIOD in uw regio. Het voordeel van een verhoor op uitnodiging is de mogelijkheid u op het verhoor voor te bereiden.

Dit blog is geschreven om u inzicht te bieden in hoe een verhoor bij de FIOD in zijn werk gaat en waar u rekening mee dient te houden. Ook wordt besproken onder welke omstandigheden het handig is om geen of juist wél een verklaring af te leggen. Tot slot worden enkele praktische tips gegeven die van belang kunnen zijn tijdens het verhoor.

Het sluitstuk op het strafrechtelijk onderzoek

Een verhoor door de Belastingdienst/FIOD vormt het sluitstuk van een strafrechtelijk onderzoek. Op de achtergrond, en zonder dat u ervan op de hoogte was, heeft er namelijk een (uitgebreid) opsporingsonderzoek plaatsgevonden. De omvang van het opsporingsonderzoek is afhankelijk van aard en ernst van de verdenking. De Belastingdienst/FIOD heeft al de nodige bevindingen gedaan (en conclusies getrokken) en zal u daarmee willen confronteren tijdens een verhoor. Tot de bevindingen van de opsporingsambtenaren behoren onderzoeksresultaten zoals getuigenverklaringen, maar ook uw belastingaangiften, bankafschriften en de financiële jaarcijfers van uw onderneming. Aan de hand van hun bevindingen zullen de ambtenaren u vervolgens voorhouden dat er malversaties of ‘opvallendheden’ zijn aangetroffen. Ook is het mogelijk dat u geconfronteerd wordt met afgeluisterde telefoongesprekken of constateringen van observatieteams die uw handel en wandel hebben waargenomen.

Kortom, tijdens een verhoor komt er veel op u af en u zult zich afvragen wat de beste ‘processtrategie’ is. Is het handig is om een verklaring af te leggen of wellicht beter een beroep op uw zwijgrecht te doen Aan deze belangrijke afweging zal hieronder aandacht worden besteed.

Verklaren of zwijgen?

Menige verdachte heeft de neiging om alles in het werk te stellen om de Belastingdienst/FIOD van zijn onschuld te overtuigen. De bereidheid om een verklaring af te leggen, na een aanhouding of uitnodiging voor verhoor, is dan ook groot. Het is echter van belang om niet aan deze ‘impuls’ toe te geven en eerst met een advocaat te overleggen of het uw zaak ten goede komt om in dit stadium van de procedure een verklaring af te leggen. Een verklaring die eenmaal is afgelegd kan op een later moment namelijk niet (zomaar) worden gewijzigd of ingetrokken. Een eenmaal afgelegde verklaring kan vrijwel altijd als bewijs worden gebruikt.

In de meeste gevallen houdt het Openbaar Ministerie de kaarten voor de borst en vóór het eerste verhoor worden meestal geen processtukken (of andere informatie) verstrekt. Volstaan wordt met een globale vermelding van de verdenking die tegen u bestaat. Daarbij worden dan een wetsartikel en een pleegperiode genoemd. Allemaal informatie die u die u op dat moment weinig zegt, maar wel schrik aanjaagt.

Zolang het u onduidelijk is waarvan u precies wordt verdacht, of als de aard en omvang van de verdenking nog onbekend zijn, kunt u beter geen verklaring afleggen. Weigeren om iets te zeggen is voor de gemiddelde mens moeilijk, want het voelt onbeleefd en ‘onnatuurlijk’. Spreek dan de – niet aanstootgevende – toverwoorden: op advies van mijn advocaat beroep ik mij op mijn zwijgrecht. En dat stug volhouden, want met de eerste weigering neemt de gemiddelde opsporingsambtenaar geen genoegen.

Maar waarom zou u dit doen? Omdat na het eerste verhoor volgens artikel 30 van het Wetboek van Strafvordering recht bestaat op kennisneming van de processtukken. En die processtukken maken voor u de aard en omvang van de verdenking duidelijk. Op grond van die kennis kunt u met uw advocaat een inschatting c.q. analyse maken van het bewijsmateriaal dat de verdenking ondersteunt. Kortom: op grond van uw informatiepositie kunt u een inschatting maken hoe uw zaak er voorstaat.  Vervolgens kan er alsnog voor worden gekozen om een verklaring af te leggen.

Werkt zwijgen tegen mij?

Voor de beeldvorming in een zaak maakt het verschil maakt of iemand een verklaring aflegt of een beroep doet op zijn zwijgrecht. Want wie zwijgt heeft immers iets te verbergen, nietwaar? Maar een beroep op het zwijgrecht kan niet als bewijsmiddel worden gebruikt. Dit betekent dat het zwijgrecht niet als een opvulling voor een ‘gat’ in het bewijs kan dienen. Wel kan en mag de rechter de omstandigheid dat de verdachte weigert een verklaring af te leggen of antwoord te geven op vragen in zijn bewijsmotivering betrekken. Die mogelijkheid zal met name worden toegepast in gevallen waarin het zwijgen een niet langer houdbare positie is; de zaak, in de stand waarin die verkeert, schreeuwt om een uitleg of verklaring van de verdachte. De rechter kan dan het zwijgen van de verdachte als steunbewijs gebruiken. Voorwaarde is wel dat het een zaak betreft die bewijsrechtelijk rond is, zodat ook zonder de verklaring van de verdachte het tenlastegelegde feit bewezen zou kunnen worden verklaard.

In witwaszaken is verklaren soms beter dan zwijgen. Als er een concreet vermoeden van witwassen bestaat, moet de verdachte, liefst in een zo vroeg mogelijk stadium, een concrete en verifieerbare herkomst voor geld en/of goederen aandragen. Die herkomst moet bovendien niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Bij een verdenking van witwassen is het dus beter om een goed verhaal te hebben – een alternatief scenario – en dat zo snel mogelijk te vertellen. Het is dan vervolgens de taak van het OM en de Belastingdienst/FIOD om het alternatieve scenario nader te onderzoeken. Stelt het OM geen nader onderzoek in, dan kan dat leiden tot vrijspraak.

Verhoortips

Als u besluit om een verklaring af te leggen – of dat nu tijdens het eerste verhoor of op een later moment is – dan kunt u profijt hebben van de volgende ‘tips’:

1. U bent de baas. Staken kan altijd.
U heeft de regie, u kunt altijd stoppen met verklaren, bedenktijd vragen of om overleg met uw advocaat verzoeken. Bedenk dat stoppen met verklaren lastiger is dan van het begin af aan niets zeggen. Als de afspraak/gedachte is om niet te verklaren, ga dan ook niet mee met de inleidende prietpraat. Die dient namelijk om u op uw gemak te stellen en in de verklaringsmodus te brengen.

2. ‘Ik weet het niet’ kan het enige juiste en goede antwoord zijn.
Een verklaring kan niet worden ingetrokken, onjuiste antwoorden blijven staan. Neem dus de tijd om uw antwoorden op een correcte manier te formuleren. Mocht dat een geïrriteerde reactie van de opsporingsambtenaren oproepen, zeg dan waarom u de tijd neemt (door voorgaande zin uit te spreken).

3. Bron vermelden.
Is wat u vertelt uw eigen, directe waarneming of van wie heeft u dit gehoord?

4. Toen of nu?

Het is van belang om bij het afleggen van uw verklaring te kijken naar de tijdlijn waarin gebeurtenissen hebben plaatsgevonden en vooral naar uw wetenschap op een bepaald moment in de tijd. Wist u wat u nu verklaart toen ook? Of heeft u dit pas achteraf gehoord/begrepen?

5.  Wist u niet dat het fout was?
De opsporingsambtenaren kunnen u suggestieve vragen stellen. Wees daarop bedacht. U verklaart immers over wat u hebt gedaan of nagelaten. Laat u niet verleiden om zelf daarop een etiket te plakken, bijvoorbeeld door te zeggen: “ik wist wel dat het fout was/vals was” of “het had mij inderdaad moeten opvallen”. Het voorgaande geldt uiteraard niet als u een bekennende verklaring wenst af te leggen.

6. Ga niet raden, gokken of concluderen.
Blijf bij feiten en eigen waarneming (horen, zien en – al dan niet fysiek – voelen).

7. Geef alleen antwoord op de vraag.
In uw begrijpelijke drang uw verhoorders te overtuigen, wilt u uw verhaal kwijt. Wees echter niet te omvangrijk in uw beantwoording en beperk u alleen tot het beantwoorden van de gestelde vragen.  

8. ‘Off the record’ bestaat niet.

Ook wat u zegt tijdens pauzes of in de wandelgangen wordt genoteerd. Wees daarvoor op uw hoede, zeker als de verbalisant even met u meeloopt of een kopje koffie met u drinkt bij de automaat.

9. Luister naar uw advocaat.

Zwijg als de advocaat dat aangeeft. U kunt een ‘time-out’ vragen voor overleg met uw advocaat en uw advocaat kan ook om een ‘time-out’ vragen om met u te overleggen. Weigeren de opsporingsambtenaren dit, doe er dan het zwijgen toe.

10. Advocaat weg: zwijg.

Als uw advocaat na een verhitte discussie met de opsporingsambtenaren wordt weggestuurd, die mogelijkheid bestaat namelijk, dan beroept u zich op uw zwijgrecht. Geef dat gerust op als reden voor het verdere zwijgen. Wees er wel op voorbereid dat de verbalisanten nog even doorgaan met vragen stellen. U kunt dan gewoon zeggen: “ik beroep mij op mijn zwijgrecht omdat mijn advocaat is weggestuurd”.  

11. Controleer de vastlegging van uw verklaring en neem daarvoor rustig de tijd.

Een zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt. Ga pas verder als wat daartussen staat klopt of is aangepast door de verbalisant. Zet niet uw handtekening als u het oneens bent met de verklaring zoals die is vastgelegd en schrijf dat erbij. Laat u niet verleiden tot een discussie of u wel of niet hebt gezegd wat de verbalisant heeft opgeschreven. Als u vindt dat u het niet – of niet in die woorden – hebt gezegd, dan ondertekent u niet.

Stuur een reactie naar de auteur